102
de te bedingen huurwaarde tengevolge van verminderde
vraag naar woningen daalt, en tenslotte de aanschaf
fingswaarde (grond- -|- bouwkosten) bereikt, d.i. de
marginale nuttig'heidsgrens, heeft het bijbouwen geen
zin meer. Het verschijnsel doet zich echter voor dat
in tijden van depressie men de voorkeur geeft aan goed-
kooper gebouwde woningen, waarnaar door de huur
ders meer vraag zal zijn. Men zou zoo zeggen: dan
ligt het voor de hand dergelijke woningen bij te bou
wen. Toch moet men hiermee voorzichtig zijn. Immers
de duurdere woningen dalen tengevolge van de sterk
verminderde vraag evenzeer in huurprijs en de moge
lijkheid bestaat zelfs, dat op een reeds jaren geleden
gebouwd duur huis voldoende aan kapitaal is afgeschre
ven om, al was het slechts tijdelijk, de huurprijs naar
evenredigheid omlaag te brengen tot een bedrag, dat
niet alleen nog rendabel is voor den huiseigenaar doch
ook gegadigden zal vinden tot het betrekken van do
woning. Tot die gegadigden behooren dan niet alleen
zij, die door hun inkomsten zich de weelde kunnen per-
mitteeren van een ruimere woning, doch ook degenen
die met een groot gezin gedwongen zijn zoo eenigszins
mogelijk naar een grooter huis om te zien. Verder
moet men niet vergeten dat in depressietijden tenge
volge van ontslag en vertrek naar elders (Holland) tal
van woningen onbewoond geraken, waardoor het aan
bod de vraag spoedig overtreft.
Hiermee hoop ik aangetoond te hebben om welke
redenen in tijden als de tegenwoordige de animo tot
bijbouwen vermindert. Deze toestand kan echter niet
bestendigd blijven. Bevolkingstoename en slijtage dei
woningen tot onbewoonbaarverklaring moeten tenslotte
een opleving geven in 'het bouwen, ook al zouden de tij
den van voorspoed nog jaren lang op zich laten
wachten.