109
trouwe weergave van den stijven en oud-Hollandschen
indruk, welke het stadsbeeld toen maakte.
Dat al deze placaten echter de gewenschte uitwerking
niet hadden staat vast, als men de vele ordonnantiën
leest, welke nog in de volgende jaren werden bekend
gemaakt.
Zoo lezen wij in een placaat van 1698 weliswaar, dat
„niemant syne stoepen sal moogen uytzetten of de
„daarvoor leggende plaveydsels verhoogen na eygen
„goeddunken" waarbij de boete reeds gestegen blijkt
te zijn tot tien rijksdaalders, maar veel trok men er
zich blijkbaar niet van aan, een gevolg waarschijnlijk
van de slappe toepassing der strafbepalingen. Moge
lijk ook liet de overheid zich in slaap sussen door het
idee, dat het toch huurgronden betrof, die ten allen
tijde ontruimd konden worden indien dat noodig mocht
blijken. Of dit proces inderdaad zoo gemakkelijk had
kunnen plaats hebben, is aan gerechten twijfel onder
hevig, gelet op het vage der jurisdictie welke op dit
gebied tusschen grondeigenaar en huiseigenaar
bestond. Zoo zegt J. Verwer in „De Bataviasche
grondhuur" op bldz. 164: „Dikwijls ook werden deze
opstallen getolereerd. Wat er in dat geval verder ge
beurt, blijft echter een open vraag. De bouwer is na
tuurlijk eigenaar. In welke verhouding de bouwer nu
tegenover den grondeigenaar komt te staan, is mij niet
kunnen blijken."
Uit alle ons ten dienste staande verhandelingen is
het zeer duidelijk gebleken, dat de overschrijding der
rooilijn hoe langer hoe grootere afmetingen aannam,
vooral toen in den loop der 18de eeuw de gegoede bur
gers zich gingen vestigen buiten de vestingwallen aan
de lanen en wegen, die later de bekende buitenwijken
Noordwijk, Rijswijk en Weltevreden werden. Het wa
ren daarna voornamelijk de Chineezen, die de oude stad
meer en meer bevolkten. Zij pasten allerlei listige mid-