11
waaruit Mrj me 1/23 om aan de gestelde tolerans
e2
te voldoen.
De tolerans voor het verschil van 2 polygoonzijdemetingen
(100 M.) d 4,7 cm.
Het gemiddelde mag dus hoogstens 1/2 d fout zijn, en de
m.f. in dit gemiddelde zal bedragen:
m 73 X V2 d 1/6 d 0,8 cm.
P
waaruit Mi— me o, 33
e2
Beide, sterk uiteenloopende waarden van ilf toonen wel
aan, dat de meetveertoleransen onbruikbaar zijn. Alleen in
geval de trek uitsluitend voor aansluiting dient, kan de eerst-
gevonden waarde Ma 1/23 aangehouden worden.
Hoekmeetnauwkeurigheid.
Voor de verdere beoordeeling der toepassingsmogelijk
heden is het noodzakelijk een indruk te hebben van de hoek
meetnauwkeurigheid van het gebruikte instrument, i.e. de
Wild of Zeiss theodoliet, waarvan de nauwkeurigheid weinig
uiteen zal loopen.
Het is te verwachten, dat de routine die de waarnemer in
het gebruik van het instrument heeft, een rol speelt.
Ackerl geeft geen cijfers van zijn hoekmeetnauwkeurigheid,
schat ma op 1".
Uit de gevonden tegenspraken is een benaderde waarde
te berekenen -bedraagt nl., met uitzondering van de
lengten 60 meter
uit 2 enkelseries uit 2 dubbelseries
waaruit 1/41 i,"66
(onder ma steeds te verstaan de m.f. per enkelserie).
1
blr
"O
3