23
dat geappelleerde den Resident daarbij tevens verzocht om de juiste
grensaanwijzing, aangezien hij, geappelleerde, een permanente erf-
afscheiding van Harmonicagaas, met steenen fundeering wilde doen
aanleggen;
dat ook toen reeds gebleken was, dat het Kadaster den Resident te
Buitenzorg geen andere gegevens kon verstrekken dan het toezenden
voor de Lande van een „Extractplan" van voormeld Eigendoms Perceel;
dat ook toen gebleken was, dat de grens, thans in geschil, overeen
stemt met de op het extractplan aangegeven met zwarte lijn getrokken
perceelsgrens;
dat tevens vast is komen te staan, dat het Kadaster geen meerdere
gegevens omtrent dat perceel aan appellante of haar gemachtigde kon
verstrekken dan zooals door het kantoor aan den Resident van Buiten
zorg is verstrekt geworden;
dat appellante, ter voldoening aan de wet, daarna een meetbrief heeft
doen opmaken;
dat hier niet gesproken kan worden van de door de wet bedoelde
Hermeting";
dat immers een „Hermeting" bedoeld is als een controle op de
geplaatste „merkteekens" aan de hand van een bestaande meetbrief;
dat in dit geval zoowel „meetbrief" als de door de wet voorgeschreven
„merkteekens" niet aanwezig waren;
dat hier sprake is van een geheel nieuwe opmeting op verzoek en
ten behoeve van appellante;
dat appellante, bij monde van haar gemachtigde, zelfs uitdrukkelijk
heeft erkend, dat zij niet weet op welke wijze die grensopmetingen
zijn geschied;
dat geappelleerde omstreeks medio December 1933 een Inlander
op zijn erf heeft betrapt die ongevraagd bezig was een piket in den
grond te slaan, waar nimmer noch een piket noch eenig ander merk-
teeken heeft gestaan, waartegen geappelleerde heeft geprotesteerd
en een klacht heeft ingediend bij den Wedana van Buitenzorg, zoowel
mondeling als schriftelijk bij schrijven ddo. 32 December 1932;
dat zoo'n eenzijdige grensaanwijzing, waar én meetbrief én de door
de wet voorgeschreven „merkteekens" ontbreken, zeer dubieus is;
dat in zoo'n geval, ter voorkoming van benadeeling van derden, de ge
wone wijze van opmeting bij „gronduitgifte" had moeten worden gevolgd;
dat dan anders het perceel had moeten worden opgemeten langs de
zichtbare grenzen, met welke gegevens appellante wegens het ont
breken van den meetbrief en de door de wet voorgeschreven „merk
teekens", het perceel heeft gekocht en oorspronkelijk vóór de Rectificatie,
heeft doen overschrijven;
1) Dit is de eerste maal in onzen diensttijd, dat wij het werk van
een ambtenaar van het Kadaster in functie op een dergelijke wijze
hooren qualificeeren.