30
Commissie IV. Het opmeten, schatten, etc. van gebouwen.
De desiderata van deze commissie waren de volgende:
1. Het beroep van de "quantity surveyor" of Gebaude-
vermesser (zie dit tijdschr. Jg. 1934 blz. 5253) worde
officieel erkend, doch deze erkenning beperke zich
tot de leden der vakvereenigingen.
2. Slechts moreel hoogstaande menschen worden tot het
beroep toegelaten.
3. In alle landen, waar dat nog niet het geval is, worde
een schema voor de vakopleiding opgesteld.
4. De betaling van den "quantity-surveyor" geschiede
volgens een behoorlijk tarief door de opdrachtgevers.
5. Ter behartiging van de gemeenschappelijke vak
belangen worde een internationale groep gevormd,
die een permanente studie-commissie benoemt voor
de vraagstukken, welke op een internationaal congres
behandeld zullen worden en tot instandhouding van
de vriendschappelijke persoonlijke betrekkingen tus-
schen de deelnemers van dit congres.
Commissie V. Opleiding en Organisatie.
Deze commissie nam de volgende motie aan:
Het congres verklaart dat de landmeter, om met goed
gevolg zijn beroep te kunnen uitoefenen, een ruime algemeene
ontwikkeling moet bezitten en een grondige vakopleiding
in de technische, juridische, economische en landbouw
kundige vakken moet hebben genoten. Het congres dringt
aan op verwerkelijking van de voorstellen van de commissie
IIIB van het 4e congres te Zürich betreffende de theoretische
en practische opleiding van den landmeter.
Verder stelt het 5e congres voor, dat de volgende onder
werpen door het 6e congres zullen worden behandeld:
1. De mate van algemeene ontwikkeling, die van een
candidaat moet worden geeischt voor de toelating tot
het vak.