5
Fouten.
De voornaamste fout, welke hier voor beschouwing in
aanmerking komt, is die der azimuths, berekend uit de
uitgepaste coördinaten.
(Voor den meetbrief is n.l. een minder juiste vaststelling
van de aangenomen uitgepaste begin-coördinaten zie
508,30 na vereffening 508,28 op het staatje B volstrekt
niet van invloed, terwijl voor de hulpkaart het systeem het
meest geëigende kan worden genoemd).
Onderstelt men een uitpassings- of kaarteeringsfout van
0,2 mm., zoo is de fout ruw-weg als volgt te bepalen:
Voor het bijblad met een schaal 1 2000 is de fout, op
tredende in het azimuth van twee punten, waarvan het eene
punt zuiver in coördinaten te berekenen, aldus foutloos is,
terwijl het andere wordt uitgepast, te stellen op 0,4 X 343
5o
rond 30' voor een lengte (zie b.v. v1 v2) van 50 M.
tusschen beide punten. Moet ook het andere punt worden
uitgepast, dan is de fout 30 j/2 rond 40'.
Voor een schaal x 500 is de fout van een aldus berekend
azimuth 10'. Indien men hierbij een lengte van 100 M.
tusschen de twee uitgepaste punten ondersteld, wordt ze 5'.
Mits men dus slechts de afstanden v1 v2, etc. (zie
het schetsje op blz. 1) groot genoeg neemt, zijn de fouten
in de azimuths minimaal te noemen.
Voor b.v. kotta-metingen, waar langs lange rechte straat
wegen wordt gemeten, is een uitpassingsnauwkeurigheid
van 10' gemakkelijk te bereiken.
Neemt men verder een voldoend aantal aansluitings-
azimuths, zoo wordt de fout in de oriënteering van
den meetbrief tot een minimum gereduceerd. Waar deze
orienteering in feite niets anders is dan de kaarteering van
den Noordpijl op den meetbrief, is een dergelijke fout te
verwaarloozen.