25
werd. Op eenvoudige wijze zou hier al een belangrijke ver
betering zijn aan te brengen, n.l. door 2 transversalen te
meten, dan wel de voetpunten bij de heen- en teruggang der
pol. zijdemeting te bepalen.
Een goede polygoonmeting moet samengaan met een gelijk
waardige grensopname.
Vereenvoudigingen zouden in het bovenstaande geval
mogelijk zijn: ie door enkele grenspunten als polygoonpunten
te gebruiken (het is opvallend, hoe weinig dit door de meeste
mantri's gedaan wordt) 2e door een verkorting der polygoon,
en enkele punten alleen met een losse slag aan te meten.
Onafhankelijk van de eischen, die bij de opmaking van de
meetbrief gesteld worden moet de meting gericht zijn op de
mogelijkheid tot verstrekking van zoo juist mogelijke coördinaten
der grenspunten. Alleen hierop kan men later voortbouwen.
Coördinatenberekening.
Zooals de landmeters der voorgaande eeuw als einddoel
van hun metingen de kaart zagen, zoo zullen thans, nu getal-
lennauwkeurigheid een vereischte is, de metingen moeten
resulteeren in de coördinaten der voornaamste punten. Niet
altijd is men zich hiervan bewust geweest, en ook de praktijk
dwong ons veelal niet tot coördinatenberekening over te gaan.
Meetcijfers en kaarteeringen op groote schaal konden in de
meeste gevallen een berekening voorkomei^. Het meetbrief
stelsel werd bovendien nog een extra rem: immers, de
berekening in eigen stelsel was, enkele uitzonderingen daar
gelaten, slechts voor het moment van waarde, de coördinaten
berekening zal men dus tot een minimum, noodzakelijk voor
de vaststelling der niet direct meetbare grenslengten, beperken.
Voor de toekomst zijn deze coördinaten vrijwel zonder betee-
kenis.
Alleen bij de berekening in het stelsel van de kaart worden
enkele vaste punten nog wel als aansluitingspunten gebruikt.
Ook hier worden, na het aanleggen van een permanent
verzekerd net, de verhoudingen geheel anders. Wij behoeven