9
maanden vroeger was trouwens ook al van confiscatie inplaats
van verbeurte gesproken.
Bij die overgang van leen op eigendom zou men nu kunnen
vragen of de registratie door schepenen alleen overbleef als
een administratief nuttige gewoonte. In de bespreking van de
aanhef der resolutie van 1778 heb ik al algemener redenen
geciteerd. Die voor de keuze van schepenen vond ik in een
resolutie van 23/5 1709, maar de grondslag daarvan was zeker
al ouder. Schepenen hadden de Regering gevraagd wat ze
moesten doen in gevallen dat de bewijzen voor de overgang
zwak leken, zij kregen ten antwoord: „op de tweede vraag
rakende de besitters die alleenlijk hare regt om daar
ab intestato te succederen met verclaringen van Chinese of
inlanders van geringe conditie tragten te bewijzen is
verstaan, dewijl wanneer daarvan questie voorvalt
haar Eerwaardens bevoegt als regters te desmeieren dier-
halven, wanneer der geen parthye advers is haar Eer
waardens te qualificeeren zonder haar selven juyst niet
al te strict om eenige subtiliteyten van regten te binden
om alsdan daarop maar voort te vaare tot het verleenen van
brieven van overschrijvingen
En omdat de overschrijving „voor den geregte" geschied
was, kreeg men „brieven van eigendom". Dit moge nu een
juridisch strijdpunt zijn tussen de voorstanders van 't
Hollandse en die van het Indische stelsel, het publiek is er
overal van overtuigd dat die plechtige en dure acten eigendoms
bewijzen zijn. Het is wel geen toeval dat de Hoge Regering,
die hier zoveel meer midden in het zakenleven stond, bij het
uitwerken van de wettelijke regelingen aan zulke opvattingen
zo vlot aansluiting vond: voor alles realiteit zocht en „subtili
teyten" opzij schoof. Had ze niet het leenstelsel, als het ware
ter vereenvoudiging, onnut verklaard in een kolonie Men
krijgt de indruk dat de vraag van schepenen niet in te beste
aarde viel bij Joan van Hoorn en zijn Raden als van Riebeeck,
van Swoll, Zwaardecroon en Chastelein. De kern van hun
t antwoord ligt in de woorden „en alsdan daarop maar voort