12 Deze waarlijk bewonderenswaardige opzet is kennelijk opgegeven, vermoedelijk juist in verband met het meer en meer zelfstandig worden van 't kadaster. Mijn volgende voorbeeld toch, van 1752, is al een zuiver register van overschrijving. Het heet „Wijkboek Westzijde 1753" maar bevat overschrijvingen van 1752 tot en met 1759 in een andere hand dan de aanhef der bladen. Bewaard bleef slechts het deel van blok H nr 45 tot Het Blok van de Anker- werf nr 7; doordat het slechts kort werd bijgehouden, vond ik geen splitsing. Die is trouwens in deze blokken met kleine perceeltjes ook onwaarschijnlijk. Toch lijkt het mij dat er op gerekend was, want elke pagina heeft rechts een doorloopende columnatuur, waarboven r. v. d. en waarin bij de eerste inschrijving de frontbreedte in roeden, voeten en duimen is ingevuld; voor de hoekpercelen volgt dan nog een regel „en diep langs Vermoedelijk zou nu bij splitsing opnieuw de frontbreedte ingevuld zijn geworden (met het nieuwe perceel op de onderste helft der bladzij waardoor een zekere contiole op de volledigheid bleef bestaan. De grote bijzonderheid van deze opzet is echter dat aan de serie bladzijden van elk blok er een voorafgaat met een kaartje zoals hierbij op ware grootte het kleinste is afgebeeld met weglating der nummers midden in de rijen. (Voor 53 lees 33). ^Jcmc>j- -feafzef Sjeotc*./

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1936 | | pagina 14