23
ende Raaden van Jndja naarmaals sullen goedtvinden daarop
te stellen, heeft hij ons contentement gedaan voorde
melioratie van het geene deese Grondt gelegener js, als die
hij bij affroyinge js comen t'verliesen Actum Jnt Casteel
Batta desen 28® Januarij Anno 1634".
Blijven we hier in twijfel of het „besteck" soms een heel
verkavelingsplan was, in een Erfbrief van 12/3 1661 staat:
„in vrijen eijgendom vergunt en toegestaan, het boven staande
stuk lants diep O: ende W: twee hondert roeden soo
ende gelijk met bovenstaende aftekeninge kan werden
beooghd, met authoriteijt om tselve in volle eijgendom te
aenvaerden suyveren bebouwen, beplanten, bepooten, besayen
item geheel ofte ten deele te mogen verhuyren, verkopen en
andersints met schepenkennisse te veralieneren.
Zo ben ik gekomen aan „Ten vierden", de inhuur van
het kadasterkantoor. Ik wees reeds op de netelige kwestie
van preseance tussen schepenen en heemraden: de Zuider
voorstad was zeker ook vermeld om beide partijen gelijke
rechten te gevenNu nog een enkel woord over het „een
ider den dienst te staan". Dit ging begrijpelijkerwijs over
het afgeven van extracten of, zoals schepenen en Regering in
1708 het streng formuleerden: „dat de secretarissen van
schepenen indentijd niet alleen gehouden zullen wesen tot
gerustheid van de gene die genegen zijn eenige gelden op
vaste goederen uyt te setten, om deselve te coopen voor een
seekere prijs daarop nader te beramen, na te sien of deselve
niet reeds bezwaart ofte aan andere getransporteert werden
(en)de daarvan een schriftelijke blijk te geven maar ook voor
alle schade die door zijn versuym mogte veroorzaakt werden
aansprakelijk blijven."
Als ik bij de rest van deze bepaling nog even wijs op
het juiste begrip omtrent archiefbonnetjes, die „quitantien"
genoemd worden, kan ik van het eigenlijke kantoor afstappen.
Van „Ten vijfden" op pag. 408 werden de brieven van
uitgifte al behandeld en zagen we dat de prijs der percelen
ook in de jaarlijkse opgaaf der wijkmeesters voorkwam.