28
EEN VREEMD VONNIS.
In aflevering i van ons tijdschrift jaargang 1935 werd een
artikel geplaatst over een vreemd vonnis, dat ongetwijfeld
Uwe aandacht heeft getrokken. Het naspel van deze grens
kwestie, waarbij onder getee kende als deskundige werd
opgeroepen, zal zeker Uwe interesse hebben. Ik heb gemeend
U dit niet te mogen onthouden, mede omdat hier door den
rechter een voor ons corps belangrijke beslissing werd
genomen.
In het algemeen acht ik jurisprudentie van zeer groot
gewicht, omdat wij daarbij een inzicht krijgen omtrent de
juridische waarde die de rechter aan de door ons opgemaakte
meetbrieven wenscht toe te kennen.
De meeningen hieromtrent zijn ook in ons corps zeer
verdeeld. Enkelen onzer, ik zou ze willen noemen de jeugdige
overmoedigen, gaan van de veronderstelling uit, dat een
kadastrale meetbrief de grenzen weergeeft die aan geen twijfel
onderhevig zijn. Bij de z.g. verbeterde meetbrieven durven
zij die conclusie niet altijd met overtuiging te poneeren, maar
meetbrieven, bestemd voor aanvragen van een rechtstitel op
gouvernementsgrond zijn volgens hun opvatting ook juridisch
absoluut juist. Zij motiveeren hun oordeel vooral hierop,
dat de Commissie van Onderzoek immers ter plaatse een
nauwkeurig onderzoek instelt naar den rechtstoestand van
den grond, zoodat een afwijkend inzicht aangaande de grenzen
van het te behandelen perceel uitgesloten moet worden geacht.
Ik wil hierop niet verder ingaan, doch slechts den raad
geven ten allen tijde uiterst voorzichtig te zijn met beweringen
die de juridische zijde der zaak raken.
Uit het ondervolgende zal blijken, dat de vraag wat de
juridische grenzen zijn van een meet brief per ceel, door ons,
kadasterambtenaren, niet altijd feilloos zijn aan te geven.