33
Volgens de oude bewoordingen luidt de omschrijving in de
oorspronkelijke akte van deze grens:
Zuidzijde, beginnende aan de Westzijde in de richting
Noord 109° West tien vijftig honderdste Ned.
Ellen, in de richting Noord 190 West vijf tachtig
honderdste Ned. Ellen noordwaarts insprin
gende, in de richting Noord 109° West vijf en
twintig Ned. Ellen.
De Westgrens bleek bij de opmeting in 1930 een lengte
van 26,8 m te hebben (occupatietoestand) en wel gemeten
van den Zuidelijken wegkant tot aan den pagger, die het
eigendomsperceel van het Zuidelijke erf scheidde. Waar deze
lengte volkomen overeenstemde met de oorspronkelijke en de
situatie ten opzichte van het voetpad klopte met den ouden
meetbrief, dient als Z.W. hoek het toenmaals verkregen
hoekpunt te worden aangehouden.
Sedert 1930 is het voetpad aan de Westzijde eenigszins
verbreed ten koste van het eigendomsperceel. Zoodoende
valt de Noordgrens van het eigendomsperceel aan de West
zijde vrijwel in het midden van het voetpad (breedte van het
voetpad in 1930 daar ter plaatse 1,17, in 1933 2.-m met een
ombuiging Zuidwaarts naar de ijzeren buis).
De afstand van ijzeren buis tot pilaar VII bedroeg (zie
onderstaande teekening van meetbrief 1933 No. 1x4) 24,48
of afgerond 24,5 m.