S. JosS J7Z£. 34 z Vanaf het bijgebouw lag het N.W. grenshoekpunt in 1930: 3,25 m, dus vanaf de ijzeren buis in 1933, staande op 1,25 m van het bijgebouw: 3,251,25 2.m. Het Z.W. grens hoekpunt moest dus zijn de Zuidelijke kant van den pilaar VII, t.w. 2.b 34,5 0,3 26,8 m. Op deze wijze waren dus de Z.O. en Z.W. hoeken van het perceel bepaald en diende de figuur der Zuidgrens van het oude eigendomsperceel hiertusschen ingepast te worden. Deze Zuidgrens vertoont twee knikken, die volgens den oorspronkelijken meetbrief zuivere rechte hoeken moeten zijn. Beschouwen we de paggers gaande van het Z.W. en van het Z.O. hoekpunt, dan loopen deze paggers vrijwel aan elkaar evenwijdig, terwijl die evenwijdigheid ook ten op zichte van de Noordgrens (oude Zuidkant van het voetpad) aanwezig is, hetgeen volgens den oorspronkelijken meet brief eveneens het geval was. Het oostelijk gedeelte komt tSo£ct rt xsccn J a. J0O&.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1936 | | pagina 36