39
Dit is m.i. wel de quint-essence van het geheele vonnis.
De aanhaling dat de nieuwe meetbrief evenmin den ouden
terreintoestand weergaf, gelet op het verschil in de afmeting
3,75 in plaats van 5,8 m in de Zuidgrens, was van minder
belang.
Wij zijn met dat al voor een moeilijk op te lossen probleem
gesteld. Want ieder insider zal mij moeten toegeven, dat het
ons Kadasterambtenaren niet gemakkelijk wordt gemaakt.
De moeilijkheden zijn legio om een naar het oordeel van den
rechter volkomen geldigen meetbrief af te geven.
Wanneer ik de zaak goed begrijp, dan dienen wij ons bij de
opmaking van een nieuwen meetbrief allereerst af te vragen
wat overgedragen wordt. Komen de door den kooper (of ver-
kooper) aangewezen grenzen niet overeen met die volgens
kadastrale gegevens, dan mogen wij hiervan niet zonder
meer afwijken. Men trachte met den eigenaar (of verkrijger)
van het betrokken perceel en die van het belendende perceel
tot een minnelijke schikking te komen aangaande de dubieuse
grens.
Om hieromtrent volkomen zekerheid te verkrijgen, werd,
waar in de onderwerpelijke aangelegenheid de eigenaresse een
nieuwen meetbrief van haar perceel Eig. Verp. No. 1018
verzocht op te maken, ter zake van gedachten gewisseld met
een der rechters, die bij het uitgesproken vonnis rechtstreeks
betrokken waren. Uit dit gesprek bleek mij, dat de eenige
oplossing was de Zuidgrens door beide partijen te doen aan
wijzen, waarbij vooraf dienaangaande volkomen overeen
stemming tusschen hen moest worden bereikt. Op deze wijze
werden verdere grenskwesties in de toekomst voorkomen.
De kadasterambtenaar, die in 1933 den verbeterden meetbrief
heeft opgemaakt, had dit verzuimd; hij had naar beste weten
de Zuidgrens vastgesteld zonder partijen hierin te kennen.
Daarbij maakte hij inbreuk op de bestaande voorschriften
neergelegd in artikel 56 van Staatsblad 1875 No. 183 (Alge-
meene Voorschriften), luidende: