30 De wensch van Indo-Europeesche zijde is algemeen ge formuleerd: „De wetgever opene de mogelijkheid voor Indo-Europeanen- blijvers om, hetzij voor landbouw-doeleinden, hetzij voor woongelegenheid op meer eenvoudige en minder kostbare wijze dan thans mogelijk is, hier te lande duurzame grondrechten te verkrijgen, in het bijzonder door middel van rechtsreek- schen aankoop van gronden in het bezit van de inheemsche bevolking"» Daarvoor wordt o.m. aangevoerd dat: i» Indië het feitelijke vaderland voor den Indo-Europeaan blijver is» 2* Dit voor hem meebrengt_een heilig recht om een stuk grond in duurzaam bezit te hebben en het zijne te kunnen noemen» 3» Momenteel eigendomsverkrijging voor hem te om slachtig, te duur of onmogelijk is (vervreemdings verbod Stbl» 1875 No» 179) en andere rechten dan eigendom niet duurzaam en niet eigen zijn 4» Hij in ambt en beroep door den Inlander verdrongen wordt, waardoor hij meer op den landbouw aange wezen is. 5. De bepalingen betreffende klein-erfpacht niet voldoende zijn om tegemoet te komen aan zijn wenschen, daar: n. De procedure te omslachtig en te duur is. 6. Het Gouvernement geen terreinen a priori wil aanwijzen. c. De eisch van minvermogendheid soms in den weg staat. d. Het verbod van uitgeving in deelbouw vaak een handicap is. e. Het geen duurzaam recht is. Zich moeilijkheden voordoen bij uitbreiding of verlenging van het recht. Bij de behandeling der wenschen stelt de commissie zich op het standpunt, dat een geheel vrijlaten van de verkrijging

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1937 | | pagina 32