44
genomen, doch aan den anderen kant wordt er toch ook
meer belangstelling getoond, waarbij men slechts heeft
te letten op de kolonisatiepogingen» Er mag geen sprake
Zijn van een kunstmatig in het leven houden van wat
geen steun verdient, doch zijn er aannemelijke mogelijk
heden tot verwerving van een bestaan in klein- of midden-
landbouw, dan moet de regeering daartoe het pad effenen»
3» Nog een misverstand heerscht er, n.l» t»a»v» de agrarische
wetgeving: deze zou een absolute bescherming van den
Inl» beoogen, waarbij gewezen wordt op art» 51, leden 3,
5 en 6 van de I»S», de domeinverklaring en de kroon-
ordonnantie Stbl» 1875 No» 179» Dit idee is onjuist» Wel
hebben die wettelijke regelingen de bedoeling deposse-
deering van den Inl» tegen te gaan, doch niet om elke
overgang te verbieden» Art» 51 I.S» toch opent de mogelijk
heid tot verkrijging van grond in eigendom, erfpacht
en huur» Dit was practisch onmogelijk, indien de Inl»
niet vrijwillig kon prijs geven (vide Bijbl» 3020)» Zoo is
wat betreft de steden het vervreemdingsverbod practisch
van geen beteekenis en is er t»a»v» de kleine erfpacht
geen bezwaar in gezien om den minvermogenden Euro
peaan in staat te stellen met Gouv» crediet gronden van
den Inl» af te koopen» Men zie ook art» 9 sub a» Agr» besluit»
Na deze beschouwingen gaat de commissie over tot de
kern van de vraag of het wenschelijk en mogelijk is nadere
voorzieningen te treffen in verband met het grondbezit van
L E. en zoo ja, op welke wijzeHierbij stelt de commissie
verlangens en bezwaren tegenover elkaar en gaat deze daarna
tegen elkaar afwegen»
De diepste drijfveer van de betrokken groep is de wensch
tot behoud van haar cultureel-materieele positie, wat leidt
tot het concreet verlangen naar het bezit van eigen grond
grond voor:
A» woon- en/of werkgelegenheid
Blandbouwdoeleinden»