57
Wat betreft de vooruitzichten voor den Europ, in den
kleinen- en middenlandbouw zij er nogmaals op gewezen,
dat het onredelijk is hem bij voorbaat voor de uitoefening
ongeschikt te achten, maar ook moet er niet voor geijverd
worden kunstmatig een boerenstand in het leven te roepen
en te houden. Wel is het een plicht van de overheid om haar
bepalingen zoo te maken, dat er een mogelijkheid wordt
geschapen tot het uitoefenen van dien landbouw.
Wat er nu in dezen te doen valt is hetzelfde als wat werd
geadviseerd bij het vorige vraagstuk. De praktijk wijst uit,
dat naast een kleine groep, die den landbouw op eigendoms-
grond uitoefent een groote bestaat, die het doet op klein-
erf pachtsgrond. Er blijkt dus behoefte aan te bestaan en wel
in het bijzonder voor de minderbemiddelde. Bij de klein-erf-
pacht doet zich, behalve de omslachtige wijze van verkrijging,
nog het extra bezwaar voor, dat de erfpachter zich niet veilig
voelt in zijn bezit; zoo kan het erfpachtsrecht vervallen worden
verklaard, indien het perceel bij versterf gesplitst zou moeten
worden.
Niet alle bezwaren tegen den huidigen gang van zaken gaan
op: het alg. belang eischt nu eenmaal bijzondere bescherming
van den Inl, en men mag niet eischen een beter recht met
gratis meetbrief en inschrijving.
De oplossing zal in dit geval ongeveer dezelfde moeten
zijn als die, welke werd gegeven voor het verschaffen van
een woongelegenheid. Nogmaals zal er een uitzondering op
het vervreemdingsverbod gemaakt moeten worden. Daar
tegen kan men aanvoeren, dat er dan depossedeering plaats
heeft, doch die zal niet veel grooter zijn dan de huidige, want
ook nu heeft bij het verstrekken van klein-erfpacht in feite
depossedeering plaats. Voor het huidige stelsel van klein-
erfpacht zou dan nog pleiten, dat de grond altijd nog de kans
loopt weer in handen van den Inl, te geraken, maar die kans
is niet groot en dat voordeel weegt niet op tegen het bezwaar
van het gevoel van onzekerheid. Men kan nog opwerpen, dat
het gemeenschapsbelang wordt geschaad, omdat de overheid