60
T»a»v» a sub i werden reeds naar aanleiding van een tus-
schentijdsch voorstel van de commissie maatregelen getroffen
en kwamen een nieuwe instructie en regeling der bedingen
tot stand»
Wat betreft de onzekerheid, die ware weg te nemen door
bij voorbaat aan te wijzen gronden, die voor het recht door
aanmerking zouden komen» We zagen reeds, dat de commissie
erkende, dat wat het Gouvernement thans doet, profiteeren
is van de gelegenheid» Haars inziens verdient het aanbeveling
plaatselijk terreinen aan te wijzen» Een toezegging in die
richting werd door de regeering reeds gedaan»
Ad ft» Een termijn van 25 jaar, hoewel practisch altijd
voor verlenging in aanmerking komend, wordt te kort geacht»
Er is geen bezwaar tegen den duur van het recht te verlengen
tot 75 jaar» Sommigen wenschen een eeuwigdurend recht,
doch dat zou in strijd zijn met lid 4 van art» 51 I»S» Wel
verdient het aanbeveling, de bepaling dat het recht niet ver
kaveld mag worden, bij versterf en dergelijke, te handhaven»
Als bezwaren worden ook nog gevoeld het deelbouwverbod
en de plicht om bij den grond te wonen» Uit de enquête bleek,
dat deelbouw vaak als hulpmiddel wordt gebruikt en dat een
absoluut verbod inderdaad een groot bezwaar zou zijn» De
commissie wijst hier op Bijbl. 5708, dat ten deele aan dat
bezwaar tegemoet komt door den deelbouw beperkt toe te
laten als de betrokkene maar een werkzaam aandeel in het
bedrijf heeft» Overigens wil de commissie deelbouwverbod
en woonplicht handhaven, opdat de grond niet een zuiver
beleggingsobject wordt»
Ook als bezwaar wordt gevoeld, dat het Gouv» den af ge-
kochten grond eventueel kan reserveeren voor den Inl» Uit
een oogpunt van alg» belang is dat reserveeren voor de toe
komst zeer zeker noodig en ook hierin wil de commissie geen
wijziging zien gebracht» Evenmin wil de commissie niet op
heffen de bevoegdheid van het Gouv» tot vervallenverklaring
bij misbruik van het recht en tenslotte wil zij ook de hout-