61
retributie handhaven, daar opheffing hiervan onrechtvaar
dige verrijking tengevolge zou hebben.
Een speciaal punt verdient onze aandacht, n.l. de moeilijk
heden, gerezen bij de watervoorziening. Het is een groote
grief van den klein-landbouwer, dat hij niet op dezelfde wijze
als den Inl. gebruik mag maken van het beschikbare water.
Uit de enquête blijkt, dat in vele gevallen een irrigatieleiding
door of langs het perceel loopt, terwijl het hem verboden is
ook maar een druppel af te tappen. Waar de klein-landbouwer
wel het genot van dat water had, deden zich in 20% der
gevallen moeilijkheden met de Inl. bevolking voor. De com
missie vestigt de aandacht op art. 33 van het alg. waterregle
ment voor de Gouv. landen op Java en Madoera, waardoor
die bezwaren ten deele ondervangen zullen worden.
Men wil den eisch van minvermogendheid, die historisch
is te verklaren en ontstond naar aanleiding van de paupe-
risme-enquête, laten vervallen. Thans is het geen vraagstuk
van pauperisme meer, doch een vraagstuk voor de midden
klasse. Hoewel de regeering in Bijbl. 10700 een ruimere inter
pretatie heeft gegeven van het begrip minvermogendheid,
beveelt de commissie toch aan het woord te vervangen door
minderbemiddeldheid.
Gezien de lijdensgeschiedenissen, die zich voordeden bij
de terugvordering door het Gouv. van de verstrekte credieten,
stelt de commissie voor:
1. de credieten te beperken en in ieder geval het grond-
crediet geheel af te schaffen.
2* de aanvrager zal moeten aantoonen, dat hij de noodige
middelen heeft.
Evenals zij; die grond krijgen voor woongelegenheid of
landbouwdoeleinden, zullen de klein-erfpachters moeten
behooren tot de groep der Europeanen-blijvers Ned.-onder
danen.
Tenslotte wil de commissie in de bepalingen zien opge
nomen, dat bepaalde gebieden om economische of staat
kundige redenen gesloten kunnen worden voor de uitgifte,