90
Zooals boven reeds werd vermeld, was het de taak der com
missie na te gaan of het mogelijk en wenschelijk was voor
zieningen te treffen in verband met het grondbezit der J.E.
met in achtneming van de huidige beginselen van agrarisch be
leid. Daaromtrent had zij de Regeering van advies te dienen
en daaraan had zij zich te houden. Daarnaast was een harer
grondgedachten gelijkwaardigheid van recht, m.a.w. geen be
voordeeling van den een boven den ander. Uit dit alles blijkt
wel, dat haar taak verre van makkelijk was, te meer daar ze
bovendien eventueelc politieke klippen had te omzeilen.
Allereerst was dus rekening te houden met de huidige be
ginselen van agrarisch beleid, als daar zijn het domeinbeginsel
en het vervreemdingsverbod. Het eerste is te vinden in art. 1
van het Agrarisch Besluit (K.B. 1870 S. 118, alleen geldend
voor Java en Madoera), de Algemeene Domeinverklaring voor
de Gouv. landen in de Buitengewesten (S. 1875 - 119a) en in
het gehandhaafde art. 1 der overigens vervallen Erfp. ordon
nanties voor Sumatra, de residentie Menado en de residentie Z.
en O. afdeeling van Borneo S. 1874 - 94f 1877 - 55 1888 - 581
en was en is nog de basis voor de door het Gouvernement ge
volgde agrarische politiek. Het tweede beginsel, in zekeren
zin een uitvloeisel van het eerste, is o.m. neergelegd in Stbl.
1875 - 79 en beoogt de bescherming van den lnl. tegen depos-
sedeering van zijn grond.
Nu kan men, gelijk Mr. S. Jaarsma, wel opkomen tegen
domeinverklaring en vervreemdingsverbod en een radicale af
schaffing van beide voorstaan ,doch daarmee tast men tevens
een der hooger genoemde beginselen aan.
Als was ze pro-afschaffing geweest, ook dan had de com
missie zich niet op het standpunt van Jaarsma kunnen plaat
sen, gezien de taak, die voor haar was uitgestippeld. lievige
strijd is reeds tal van jaren door geleerden van naam gevoerd
tegen de domeinverklaring en de daarop uitgeoefende critiek
„Grond voor den Nederlander". Zie de boekbespreking in de vorige
aflevering van dit tijdschrift.