102
steden zal er van den tweeden koopprijs niet veel overblijven,
daar de Inl. grondprijzen de tcndenz zullen vertoonen die van
Westersch eigendom zeer dicht te gaan naderen. In vele ge
vallen zal er echter een verschil blijven bestaan en dat verschil
moet nu de toekomstige eigenaar aan het Gouvernement betalen.
Onbillijkheid is in dezen een groot woord, want wat doet
men anders dan datgene betalen, wat ook hij betaalt, die een
reeds bestaand eigendomsrecht van een ander koopt.
De I.E. zal dit moeten erkennen, doch zijnerzijds weer kun
nen tegenwerpen, dat hij wel een recht van gelijke strekking
wenscht te verkrijgen, maar op goedkooper wijze. En boven
dien kan men zich afvragen, waarop het Gouvernement zijn
recht baseert om het waardeverschil als koopprijs boven den
af koopprijs te eischen.
Die bevoegdheid zou het ontleenen aan zijn domeinrecht, aart
het feit, dat het zich eigenaar heeft verklaard van den grond,
waarop niet door anderen het recht van eigendom kan worden
bewezen. Dit is thans nog het standpunt der Regeering.
We zagen reeds hoe de meeste schrijvers daartegen opkwa
men; en terecht, want ging het van de zijde der overheid al
leen om controle op den grondoverdracht, dan was het niet
noodig, dat de staat zijn overheidsstandpunt verliet om zich
vervolgens als een particulier met den aspirant-eigenaar te ver
staan. Dat het wel anders kan toont Van Vollenhovcn ons. 1
De Commissie verdedigt consequent het standpunt der Regee
ring door erop te wijzen dat, hetgeen men het land betaalt, eco
nomisch geen koopprijs is, doch een vergoeding voor de waarde
volle diensten het verschaffen van een veiliger en waarde
voller recht door de overheid aangeboden. Denken we echter
aan de meetbriefkosten, zegels voor request en besluit van af
stand, leges, inschrijvingsrecht en tenslotte aan de verpondings
belasting, die in de meeste gevallen zwaarder zal drukken dan
de lasten, rustend op erfelijk individueel bezit, dan is het m.i.
De Indonesiër en zijn grond, blz. 63 en 64.