103
gerechtvaardigd de vraag te stellen of met dat alles die waar
devolle diensten niet reeds ruimschoots betaald zijn.
Daarbij komt nog voor den aspirant-eigenaar een periode van
de grootste onzekerheid, gelegen tusschen het oogenblik van
a'koop en dat van afstand in verband met het voorkeursrecht
van de overheid en soms kan hij in extra-kosten vervallen, als
door reserveering de overlegde meetbrief het af te stane terrein
met juist meer omschrijft en hij dientengevolge een nieuwen
moet aanvragen. Het gaat wel wat ver om te spreken van het
dien „eten van twee wallen" als van I.E. zijde wordt voor
gesteld den koopprijs" te laten vervallen.
De Commissie heeft nog een andere reden om zich te ver
zetten tegen het vervallen van den koopprijs. Het gevolg zou
h.i. zijn een stijgen van den afkoopprijs, waardoor de Inl. een
ongerechtvaardigde winst zou gaan maken. Ware dit zoo, dan
zou toch ook van een ongerechtvaardigde winst gesproken moe
ten worden als een Westersch eigenaar zijn grond aanzienlijk
in waarde ziet toenemen door het aanleggen van bepaalde wer
ken van overheidswege e.d. In zoo'n geval wordt echter die
kwalificatie niet gebruikt, waarom hier dan wel waar het den
Inl. betreft.
Was er nu zooveel tegen geweest dien koopprijs voor den
minderbemiddelden I.E. te laten vervallen, althans voor zoover
het grond voor eigen woongelegenheid betreft? Ik meen die
vraag ontkennend te moeten beantwoorden. Anders staat het
met grond voor landbouwdoeleinden, die in het algemeen niet
in de onmiddelijke nabijheid van wooncentra gezocht zal moe
ten worden en waarbij zich het bezwaar van vorming van
Westersche enclaves in een adatrechtelijk milieu zou voordoen.
Tevens zou uitgifte in eigendom van deze soort grond af
stuiten op art. 51 T.S., leden 1 en 2. Dat de maximum opper
vlakte uit te geven grond voor woongelegenheid slechts een
halve bouw zou mogen bedragen was een reden temeer ge
weest, om uitgifte in eigendom als oplossing voor het vraagstuk
te kunnen aanvaarden.