Ill Se. Voorts wordt in de verdere wetgeving steeds van eigen dom gesproken, ook in het besluit van 1872, dat den af stand in agrarisch eigendom nader regelt. 1 6e. De 3e alinea van art. 19 van Staatsblad 1872 geeft den Gouverneur-Generaal de bevoegdheid, uitzonderingen te maken op hetgeen in de eerste alinea is bepaald, n.l. dat vervreemding van agrarisch eigendom aan niet-Inl. ver boden is op straffe van nietigheid der handeling. Met toe stemming van den G.G. dus kan de Inl. in bijzondere ge vallen zijn agrarisch eigendom overdragen aan den niet- 1 nl.voor wien dan t.a.v. den grond het B.W. toepasselijk is. Was de aard van het agrarisch eigendomsrecht anders dan die van eigendom, dan was van zoo'n rechtstreekschej/ overdracht geen sprake, daar niemand meer rechten kan overdragen dan hij heeft. Opgemerkt zij, dat hiermee in strijd is de Regeerings- uitspraak in 1933 betreffende de omzetting van agrarischen eigendom in Westerschen eigendom door den Inl. eigenaar. Deze moet daartoe eerst aan het Gouvernement zijn rech ten afstaan om vervolgens den grond op de gewone wijze aan te vragen. Deze tegenstrijdigheid is te verklaren uit de weifelende Regeeringshouding inzake de domeinverklaring. „Onze Wet", aldus Nolst Trenité 2), tot een conclusie ko mend, kent in het wezen der zaak maar éénen eigendomhet altijd en onveranderlijk het hoogste, het meest volkomen dei- zakelijke rechten in dien zin. dat geen ander privaatrecht daar boven gaat". Als oorzaak voor de verwarring wijst hij op het verschil in beperking, waaraan de houders van het recht van eigendom onderworpen zijndaaruit zou men voor het eigendomsrecht, aan den Inl. toegekend, afleiden, dat het minder in rang is Engelbrecht (De Ned.-Ind. Wetboeken deel II) gebruikt in de hoof den de term agrarisch eigendom wel, doch in de bepalingen zelf wordt er niet over gerept. 2) Praeadvies blz. 200.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1937 | | pagina 35