112
dan het B.W. eigendomsrecht. Een verschil in de bepalingen,
die hun ontstaan danken aan een publiekrechtelijk ingrijpen, is
echter nog geen verschil in het recht. Men wijst hierbij wel op
het B.W. eigendomsrecht in handen van den Ink, waaraan deze
meer bevoegdheden zou ontleenen dan aan het Agrarisch eigen
domsrecht, doch men vergeet, dat ook in dit geval zijn bevoegd
heden niet zoover reiken als, dan wel anders zijn dan die van
den Europ. gebonden als hij blijft aan het adatrecht (b.v. erf
recht).
Om te spreken van agrarisch eigendom is op zichzelf geen
bezwaar, meent Nolst Trenité 1), maar als men het als geijkte
term gaat gebruiken dan ontstaat het gevaar, dat de nadruk
wordt gelegd op de bijzondere zijde van het recht en dat de
hoofdzaak uit het oog wordt verloren, n.l. dat men te doen
heeft met eigendom.
Nolst Trenité zette dit betoog op om aan te toonen, dat boven
den agrarischen eigendom een overheerschend domeinrecht van
het Land niet kan worden erkend. Als zoodanig hebben wij er
hier geen behoefte aan, daar thans algemeen wordt aangeno
men, dat een oppereigendom van het Land in dezen niet bestaat
hetgeen ook de Regeeringsopvatting is. Wat Nolst Trenité ons
111 ieder geval duidelijk doet zien is het volgende: had de agra
rische eigendom ingang gevonden, dan was van een privaat
rechtelijke inmenging van overheidswege bij den overdracht
van Inl. gronden aan niet-Inl. nooit sprake geweest. Al is nu
het domeinbeginsel voor de bouwvelden der Inl. van geen be-
teekenis, toch klemt de Regeering er zich aan vast gelijk we
zaggen, als het betreft den overgang van Inl. gronden op niet-
Inlanders. Die overgang zou op natuurlijke wijze, dus zonder
privaatrechtelijke overheidsinmenging mogelijk zijn geweest, als
de Inl. eerst zijn bezitrecht had omgezet in agrarischen eigen
dom en daarna dit recht rechtstreeks had overgedragen aan
den niet-Inl. voorzoover tegen die overdracht, ter beoordeeling
van den Gouverneur-Generaal, geen bezwaar zou bestaan. 2)
Praeadvies blz. 202.
2) Nolst Trenité: Praeadvies blz. 218.