120
gangen hebben na te gaan, die voor overschrijving in aanmer
king komen. Dat onderzoek zal in loco moeten geschieden en
daarvoor is de kadasterambtenaar de aangewezen man. Mede
daarom is ook de Kadastrale Dienst de meest geeigende „over-
schrijvingsambtcnaar".
Jaarsma doet voorkomen, alsof eerst bij intrekking van het
vervrcemdingsverbod een Inl. Kadaster noodzakelijk wordt,
want t) „dan moet men weten, als men een stuk grond koopt,
dat de verkoopende Inl. rechthebbende is en tevens de grootte
en belendingen van het perceel. Een Inl. Kadaster moet der
halve vastleggenenz.
Dit is het standpunt van den niet-Inl. aspirant-eigenaar. Ook
al wordt het vervreemdingsverbod niet ingetrokken, ook dan
nog is een Inl. Kadaster een absolute noodzakelijkheid om te
geraken tot een geordendcn toestand. Zoo'n Kadaster zal reeds
geruimen tijd bestaan en gewerkt moeten hebben, aleer er aan
intrekking van het verbod gedacht kan worden. Zoo niet, dan
zal een chaos ontstaan.
Niet te ontkennen valt, dat Westersche begrippen in de in-
heemsche rechtssfeer worden ingebracht. Vaak wordt de vraag
gesteld of men in het adatrecht zooiets als een positief of ne
gatief stelsel kent. Natuurlijk zijn die begrippen als zoodanig
in dat recht onbekend, evenals de meeste Westersche rechts
begrippen. Dat neemt niet weg, dat het adatrecht uitingen zou
kunnen vertoonen, die wijzen in één bepaalde richting. Ook
Jaarsma behandelt deze vraag 2) en verbindt deze o.m. aan die,
of verjaring in het adatrecht bekend is. Een bevestigend ant
woord is hierop niet te geven. De inheemsche rechter gaat nu
eenmaal piet volgens een bepaald systeem te werk, doch zoekt
naar een oplossing, die beide partijen zooveel mogelijk bevre
diging schenkt. Maar wat is er tegen een Westersch begrip in
te voeren, mits men maar zorge voor een zoo goed mogelijke
aansluiting bij het adatrecht? Dat aanleunen aan het adatrecht
Grond voor den Nederlander" blz. 55.
2) „Rechten op grond in Ned.-Indië" blz. 105 e.v.