127
20. Daar het vervreemdingsverbod gehandhaafd blijft, zal van
depossedeering van den Inl. even weinig, of wil men even
veel, sprake zijn als thans. De geringe uitzondering, die ge
maakt zal worden ten behoeve van den Europ.-blijver zal
van nauwelijke merkbaren invloed zijn op het Inl. grond
bezit.
21. Een algeheele registratie van de Inl. rechten op den grond
zal ten goede komen aan de bestrijding van het kwaad der
onwettige occupatie van Gouvernementsgrond. Van onwet
tige occupatie van niet-woeste grond zal geen sprake meer
zijn, als eenmaal al die gronden als eigendom van den Inl.
zijn erkend.
22. Om tot een resultaat te komen zal, behalve het invoeren
van nieuwe bepalingen, ook wetswijziging noodig zijn. Voor
herziening komen in aanmerking:
a. Alinea 7 van art. 51 I.S.
b. Art. 4 Agr. Besluit.
c. Het K.B. van 1872 S. 117.
d. De Ordonnantie van 1873 S. 38.
23. Bij het invoeren van een registratie is er m.i. veel voor te
zeggen den I.E. een grooter oppervlak aan grond toe te
deelen dan in het Rapport wordt voorgesteld. De daarin
genoemde maxima voldoen in geenen deele aan de eischen
van I.E. zijde gesteld. Men behoeft daarbij niet zoover te
gaan als Jaarsma en die maxima zoodanig opvoeren, dat
zich een middenstand ontwikkelt, maar wil men den I.E.
een redelijk bestaan verschaffen, dan zijn 5 bouw voor
landbouwdoeleinden absoluut onvoldoende.
Met dit artikel ben ik aan den eenen kant verder gegaan dan
ik oorspronkelijk van plan was en aan den anderen kant weer
niet.
Niet zoo diep als in mijn bedoeling lag ben ik ingegaan op de
verhouding Rapport Spit Kadaster. Wel gaf ik in groote
lijnen aan hoe ik me de ontwikkeling voorstel en welke rol het
Kadaster daarbij zal moeten vervullen, maar bij nader inzien