128
kwam het mij wenschelijker voor de details, zoowel technische
als administratief-juridische, voorloopig buiten beschouwing te
laten en daaromtrent te zwijgen tot is komen vast te staan hoe
de basis zal zijn.
Het aangeven van een andere oplossing voor het vraagstuk
was voor mij te verleidelijk en bleek mij te urgent dan dat ik
zonder meer op het Rapport Spit kon voortbouwen, vooral als
we op blz. 7 van het „Blauwboek", uitgegeven door het Hoofd
bestuur van het I.E.V., lezen als nabetrachting op de bekende
rede Hoog: „Als wij in 1924 beginnen te spreken van „Ons
heilig recht op den grond", dan krijgen we in 1931 eene com
missie, hebben in 1936 nog geen grondrechtenen is men
al zoo ver, dat een rapport gereed is met een grondrecht dat
hem, die er gebruik van maakt, inmetselt tusschen Inlanders,
en elk contact met de eigen groep illusoir maakt."
Mr. C. G. van HULS.
IN MEMORIAM
TH. E. STAM.
Op den 30cn Maart j.l. ontsliep op ruim 47jarigen leeftijd
onze collega Th. E. STAM, ongeveer zes maanden na zijn pen-
sionneering.
Hij trad in December 1913 in dienst als Adjunct-Landmeter
en werd in April 1918 tot Landmeter benoemd. In 1920 trad
hij voor de eerste maal als Kantoorhoofd op te Cheribon en
heeft daarna nog de kantoren Padang, Kediri en Magelang be
heerd. Na terugkeer van zijn laatste verlof werd hij in October
19.34 aangesteld tot Hoofd van het Kadasterkantoor Malang.
Slechts twee jaren heeft hij die functie kunnen bekleeden, aan
gezien een ongeneeslijke ziekte hem noopte eervol ontslag te
verzoeken met recht op pensioen. Niemand heeft kunnen ver
moeden, dat hij zoo kort daarop tot de eeuwige rust zou worden
geroepen.