158
eenige perceelen, welke nauwkeurig zijn opgemeten, doch
in het Tangerangsche is ons niet één land, niet één stuk
grond bekend, waarvan men de grenzen zou kunnen uitzet
ten volgens de koersen en afmetingen in bedoeld register
aangegeven"„In één woord men weet niets van die
perceelen."
'Ook van Buitenzorg bestond een register, waarvan de
gegevens, evenals dat van Tangerang, geput waren uit oude
koopbrieven en dat al even onnauwkeurig was.
Van Krawang en het Z. en O. kwartier van de Omme
landen was op het kantoor in het geheel niets te vinden, be
halve eenige kaarten, die door een Inlandschen klerk vol
gens de afmetingen der koopbrieven waren vervaardigd.
Zeer waarschijnlijk kwamen er in dat deel vele eigendoms-
gronden voor van welker bestaan men op het kantoor niets
afwist en die dus ook niet in de verpondingskohieren wa
ren opgenomen. Van de perceelen, die wel „bekend" waren,
beschikte men slechts over het verpondingsnummer.
Had men dus aan het bepaalde bij art. 8 sub a en art. 9 al
zeer slecht de hand gehouden, het voorschrift van art. 8
sub b had men eenvoudig genegeerd. Het daar bedoelde
register heeft n.l. nooit bestaan.
Des te merkwaardiger is het, dat de registers genoemd
onder c en d getrouw waren bijgehouden.
Waaraan was het te wijten, dat de landmeters op een
dergelijke wijze de hand lichtten met de hun gegeven voor
schriften? Gezien de geringe bezetting van het kantoor en
de minimale bezoldiging, die zij genoten, was het uitgeslo
ten, tot samenstelling van nieuwe registers en kaarten over
te gaan. Want hadden ze daartoe willen meten, dan waren
volgens Toewater koelieloon en transportkosten in minde
ring gekomen op hun zeer karig maandloon. Het is dus te
begrijpen, dat de landmeter het meten liefst vermeed. De
gebrekkige toestand vloeide tenslotte voort uit de stiefmoe
derlijke behandeling der ambtenaren door de Regeering.