163
toe te schrijven aan de volmaaktheid dier toestanden. Inte
gendeel, de gouvernem^nts landmeters van Soerabaja en Se-
marang, die niet door het gouvernement betaald werden,
konden slechts voordeel trekken uit een Babylonische ver
warring en wendden daarom ook geen poging aan om eenige
orde in hun archief te scheppen, terwijl uiteraard van klagen
door hun geen sprake kon zijn.
De landmeters der overige residenties van Java, voor wie
de instructie eerst in 1863 toepasselijk was verklaard, werk
ten zoo goed als zonder eenig archief. En in de buitenge
westen viel alleen de residentie Benkoelen binnen de wer
kingssfeer dier instructie.
In 1870 kwam de Regeering eindelijk tot bezinning en zag
ze in, dat er iets gedaan moest worden. Wat daartoe den
stoot gaf is niet met zekerheid te zeggen. Het zal wel in de
eerste plaats de geringe opbrengst der verponding geweest
zijn, wat moge blijken uit den aanhef van het hierna te
noemen schrijven van den Inspecteur-Generaal van Financiën
aan den Gouverneur-Generaal. Doch het is zeer wel moge
lijk, dat de reorganisatie-voorstellen omtrent de I. en O.
mede oorzaak waren, terwijl misschien het werkje van Toe
water ook het zijne ertoe heeft bijgedragen.
II. Reorganisatievoorstellen.
In 1871 werd bij Gouvernements besluit een commissie
benoemd, die had na te gaan in hoeverre reorganisatie van
het Kadaster noodig was. Naar aanleiding van de voorstel
len waarmee de commissie tenslotte kwam, had de voor
zitter dier commissie, de Inspecteur-Generaal van Financiën,
Motké, een onderhoud met den Gouverneur-Generaal. Dit
x) Deze voorstellen heb ik niet aangetroffen in het archief van het
Hoofdbureau van het Kadaster, dat welwillend door het Hoofd
van den Kadastralen dienst te mijner beschikking werd gesteld en
■waaruit ik het overgroote deel der. gegevens putte, die mij in staat
stelden dit artikel te publiceeren.