169
len bevoegd geacht, daar het Kadaster in Holland destijds
onder Registratie en Domeinen ressorteerde.
Als bewaarder prefereerde hij een goed bureau-ambte
naar, die voldoende kennis van meetkunde en het vervaar
digen van kaarten had, doch voor het overige geen ervaren
landmeter behoefde te zijnDaaraan voegde hij toe„Een
ijverig en werkzaam man en geduldig pluizer in oude pa
pieren, behoort hij vooral te wezen, want zijn eerste voor
name werk is zich met waar geduld aan het in orde brengen
van een verwarde administratie en van een verward archief
te zetten".
Nogmaals, het is duidelijk, dat de adviseur de moeilijkhe
den terdege gezien heeft. Zijn fout was, dat hij klakkeloos
een kadastraal systeem overnam, zonder na te gaan, of het
aansloot bij den hier te lande bestaanden toestand. En we
zagen reeds, dat in zijn streven om de verponding op te
voeren juist dat systeem hem aanlokte.
De voorstellen van Motké zijn tenslotte grootendeels wer
kelijkheid geworden. Echter de regeering wilde niet over
een nacht ijs. Voor ze werden overgenomen, had eerst de
Directeur van Binnenlandsch Bestuur, Mr. Levyssohn Nor
man den Gouverneur-Generaal van consideratiën en advies
te dienen, hetgeen geschiedde op den 6en September 1872.
Nu was Mokte een ex-Kadasterman, en kon van hem als
zoodanig behoorlijk advies verwacht worden. Levyssohn
Norman, die uiteraard minder verstand van kadastrale zake:;
gehad zal hebben hoewel blijkt, dat hij zich op de hoogte
had gesteld van den inhoud der Recueil Méthodique deed
weinig anders dan de suggesties van Motké overnemen.
Hij stemde volkomen in met het voorstel van Motké om
met Batavia te beginnen, want „het kan niet anders dan
Batavia zijn, zoowel door de belangrijkheid der stad, als door
de omstandigheid, dat daar de meeste vergoeding gevonden
zal worden voor de te maken kosten door het hooger ren
dement van het middel der verponding".
Steeds beriep men zich op de hoogere opbrengst der