173
Alvorens over te gaan tot de noodige voorstellen betref
fende de personeelsvoorziening besloot Lovyssohn Norman
zijn beschouwingen met de volgende uitlating: „Eindelijk zal
een goed kadaster den besten overgang vormen tot een be
tere regeling der in- en overschrijving en van het hypo
theekwezen". Deze zijde van de kadastrale taak onderging
wel een stiefmoederlijke behandeling. Tot nu toe had men
zich omtrent dat punt slechts vaag en in algemeenen zin
uitgelaten. Met bovenstaande uitspraak liet de Directeur
duidelijk uitkomen, vooral door het woordje „eindelijk", dat
voor hem het fiscale doel voorop ging, en dat de zorg voor
de rechtszekerheid slechts een aanhangwagen was.
Wat betreft de personeelsvoorziening had Motké alleen
den Ingenier-chef willen laten uitkomen om het overige per
soneel hier te lande aan te nemen. Levyssohn Norman stel
de voor, zoodra de Ingenieur was benoemd, door dezen te
vens Hollandsche landmeters te doen voordragen, om zich
te doen assisteeren.
Evenals Motké stelde hij zich de rangen bij het Kadaster
a.v. voor: Ingenieur-verificateur, bewaarder, landmeter en
adjunct landmeter, welke rangen weer onderverdeeld zou
den worden in drie klassen.
Den te benoemen Ingenieur wachtte hier geen lichte taak,
want de slotaanteekening van des Directeurs advies hield
in
1. dat zoodra deze personen (d.z. de Ingenieur en de 2
landmeters) hunne betrekkingen zullen aanvaard heb
ben, zij een begin zullen maken met de perceelsgewijze
kadastreering van de hoofdstad Batavia.
2. dat van den Ingenieur-Verificateur worden ingewacht
a. voordrachten omtrent de aanstelling van de noodi
ge adjunct landmeters;
b. voorstellen omtrent de hervormingen, welke het
Kadastrale bureau van Batavia zal hebben te on
dergaan