176
Alvorens tot meten over te gaan. moesten eerst de Afdee-
lings- en Sectiegrenzen worden vastgesteld. Daarna moest
gezorgd worden voor een driehoeks- of polygoonnet. Uit
voerig waren de aanwijzingen hoe het minuutplan diende
aangelegd te worden en nog uitvoeriger werd een onbelang
rijke zaak, als het samenstellen van een Verzamelkaart, be
handeld. Om dit laatste aan te geven, waren niet minder dan
7 van de 53 artikelen der instructie noodig. Datgene waar
het op aan kwam, de perceelsgewijze meting, kwam er al
heel kaal af. Konden de desbetreffende voorschiften in Hol
land nog op eenige volledigheid bogen, de eerste Indische
instructie bood op dat punt zeer weinig.
Artikel 30 luidde „Als afzonderlijke perceelcn worden be
schouwd, de gedeelten van het terrein door zigtbare en tot
afscheiding dienende grenzen van de overige gescheiden,
zoomede de gedeelten van wegen en wateren, die een afzon
derlijken naam dragen.
Gedeelten van perceelcn in verschillende secties gelegen
worden ieder als een afzonderlijk perceel beschouwd".
Hoe moeten we deze eenigszins duister geredigeerde be
paling opvatten
De Vos toont ons, dat men in Holland en Frankrijk iets
anders onder een perceel had verstaan. Hij zegt„Een per
ceel moest zijn een grooter of kleiner gedeelte gronds,
bevattende een zelfde soort van bebouwing en behoorende
aan een zelfden eigenaar".
Daat had men rekening gehouden met alle eigendoms-
grenzen en daarnaast een onderverdeeling aangebracht naar
den cultuurtoestand.
Wat was de beteekenis van „zigtbare en tot afscheiding
dienende grenzen."? Onder afscheiden wordt in het B.W.
verstaan het door zichtbare teekenen aangeven van de grens
tusschen eigendommen. Werden nu met de grenzen eigen-
domsgrenzen bedoeld, dan is de heele definitie abacadabra,
aangezien men zich wel een afscheiding kan voorstellen, die
i) T.a.p. blz. 10.