178
Ook in Holland was dit niet bepaaldelijk voorgeschreven ge
weest. Daar moesten zooveel mogelijk de eigenaren in de
vaststelling gekend worden, echter werd uitdrukkelijk ge
zegd, dat al was geen één eigenaar op het terrein aanwezig
de landmeter toch had voort te gaan met zijn werk en ook,
dat hij de eigendommen slechts moest opnemen volgens het
genot op het oogenblik, waarop hij de bewerking verrichtte.
Uit hetgeen resulteerde uit de metingen van Batavia valt op
te maken, dat de Hollandsche voorschriften hier te lande
navolging hebben gevonden en dat, al mochten de bepalingen
van 1874 wijzen in de richting van een eigendomskadaster,
het in de praktijk neerkwam op de samenstelling van een
occupatiekadaster. Geheel anders was de oplossing van grens
geschillen in Holland behandeld. Ook daar stond de minne
lijke schikking door tusschenkomst van den landmeter voor
op, doch bij niet overeenstemming, had de landmeter een
schijnbare grens aan te nemen en deze als stippellijn op het
plan te brengen. Kon hij ook zoo'n schijnbare grens niet
vinden, dan bracht hij de perceelcn als één perceel op de
kaart, doch onder toekenning van twee voorloopige nummers. x)
De Indische methode was radicaler en leidde er toe, dat al
vorens cén der betrokken perceelen zou kunnen overgaan,
eerst de betwiste grens moest worden vasgesteld.
De overige bepalingen van de Instructie van 1874 geven
weinig aanleiding tot commentaar. De laatste schreven
voor, dat na afloop der perceelsgewijze berekening een aan
wijzend tableau diende te worden aangelegd, dat evenals het
Hollandsche o.m. moest bevatten, de oppervlakte der per
ceelen, de soort van eigendom en de mannen der zakelijk ge
rechtigden, voor zoover deze de landmeters bekend waren
geworden bij de opmeting.
T.a.v. een belangrijk onderdeel der kadastreering vertoon
de de instructie een omissie: met geen woord werd gerept
over de door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur aan-
x) Dc Vos, t.a.p. blz. 11 e.v.