181
van elkaar gescheiden waren door een willekeurig terreins
obstakel en tevens den grond te verdeelen naar den cultuur
toestand? Voor een juiste verdeeling van de verponding was
het niet noodig en de rechtszekerheid werd er hoogstens
door geschaad. Kan het zijn, dat de belangen der opnemers,
die immers behalve naar de uitgestrektheid ook naar het
aantal der perceelen werden betaald, hier een woordje mee
spraken? Ook Wiemans 1) laat zich in dien geest uit: „Ik
kan ten aanzien van het Kadaster in Ned.-Indië de woorden
van den heer Boer Hz. tot de mijne maken, waar hij de sa
menstelling van het Kadaster in Nederland schetstMen
kwam er toe eenvoudig zooveel perceelen te vormen, als
maar mogelijk was, door behalve den plattegrond der ge
bouwen alles op te meten, wat maar voor een perceelgrens
kon doorgaan". Willen we ons niet laten verleiden tot der
gelijke booze gedachten, dan blijft altijd nog als veront
schuldiging over, dat bij het totstandkomen der bepalingen
er plannen bestonden om de verponding om te zetten in
een belasting ongeveer gelijk aan die, welke in Holland van
de onroerende eigendommen werd geheven. In dat geval
zou zich de behoefte aan verdeeling van den bodem in cul-
tuurperceelen inderdaad hebben voorgedaan.
De bepalingen van art. 50 van Instructie 1874 vinden
we onveranderd terug in art. 56 van Stbl. 1875, dat wil dus
zeggen, dat ook na 1875 de landmeter rekening had te hou
den met de wenschen der eigenaren, nooit als rechter, wc!
als vredestichter zou mogen optreden en bij een blijvend
geschil de waarheid in het midden had te laten door middel
van consortenboeking.
Ingenieur Hiddink overleed reeds vóór het jaar, waarin
hij arriveerde, ten einde was. Het zou twee jaar duren voor
zijn opvolger, de Hollandsche landmeter F. Verstijnen, zijn
plaats ging innemen. Inmiddels werd voortgegaan met de
opmeting van Batavia. Toen dan ook Verstijnen in de Indi
sche kadastrale wereld verscheen, was een groot deel der
i) T.a.p. blz. 38.