190
Het Kadaster moest zich niet aanpassen hij de bestaande
wetgeving, doch diende een copie te zijn van het Holland
sche en daarnaar hadden zich alle wettelijke bepalingen
t.a.v. onderwerpen, die zijdelings met het kadaster in ve
band stonden, te regelen. Zijn kadaster-systeem was voor
hem onherroepelijk gebonden aan het Hollandsche belas
tingstelsel en de Hollandsche bepalingen t.a.v. de openbaar
making. Zoo kwam hij ertoe het schattingswerk tot in de
puntjes te behandelende eigendommen verdeelde hij in ge
bouwd en ongebouwd en beide weer in klassen.
Wat de opbrengst dier grondbelasting betrof, trok hij een
parallel met de Hollandsche, gelijk ook Toewater deed. Een
met die der residentie Batavia overeenkomende oppervlakte
in Nederland bracht 10 maal zooveel op als bedoelde resi
dentie, waar 300.000.aan verponding geofferd werd. Het
kwam hem dan ook voor ,,dat ondanks de mindere waarde
van den grond de kosten, die aan een goed kadaster besteed
worden, ruim in een billijke regeling der grondbelasting zul
len teruggevonden worden".
Men ziet, de regeering kon tevreden en gerust zijn.
Heel goed zag Verstijnen in, dat voor alles gezorgd moest
worden voor een goede bijhouding: Zonder deugdelijke en
volledige bijhouding, houdt een Kadaster spoedig op aan
zijne roeping te beantwoorden, alle zekerheid of de gege
vens, die van het Kadaster uitgaan vertrouwen verdienen
is verloren en daardoor in de meeste gevallen onbruikbaar".
Als een waarschuwend voorbeeld schetste hij de toestan
den bij verschillende huitenlandsche kadasters, als die van
Frankrijk en België, waar door de onvolledige bijhouding
een vrijwel onbruikbaar kadaster was ontstaan. Zeer incon
sequent deed hij daarbij voornamelijk een beroep op het
grondcrediet, dat door een slechte bijhouding in zijn ont
wikkeling gestoord zou worden.
Gaan we na het ontwerp zelf, dan is een der eerste arti
kelen, waarop we stuiten, art. 6: