197
Zijn gedachteengang is goed te volgen. Uitgaande van 2
praemissen bouwde hij daaruit een syllogisme op: Er is een
goede kaart, waarop perceel'en voorkomen, we wenschen een
meetbrief, zijnde een kaart van een dier perceelen, dus ne
men we een extract uit dat plan. De fout in zijn redeneering
was, dat hij het kaartperceel identificeerde met het meet
briefperceel. Was de kaart inderdaad goed geweest, d.w.z.
had men daarop slechts de grenzen der gronden weer gege
ven.waarop zakelijke rechten rustten, dan was het idee van
Verstijncn nog niet zoo kwaad geweest.
De Directeur van Binnenlandsch Bestuur voldeed aan het
verzoek van Verstijnen en diende een voorstel in tot wijziging
van Stbl. 1842 no. in den geest als door den laatste be
doeld. Alvorens daaraan uitvoering te geven, vroeg de re
geering eerst nog advies bij den Directeur van Financiën.
Sprenger van Eyk, dien we reeds eerder ontmoet hebben als
Motké's raadgever. Deze gaf daarbij blijk van zooveel ge
zond verstand en goed begrip van zaken, dat we ook het
belangrijkste deel van diens nota van 17 Februari 1877, ge
richt aan den Gouverneur-Generaal, hier volledig weerge
geven.
„Het is niet twijfelachtig, dat verschillende bepalingen o.a.
omtrent de meetbrieven, wijziging moeten ondergaan voor
die gedeelten van Indië, waar de verwarde en onregelma
tige toestand, gesproten uit het gemis van alles wat op een
kadaster lijkt, wordt vervangen door juist het tegenoverge
stelde, n.l. door een kadaster, dat met de beste in Europa
kan wedijveren.
Verandering zal dus mogelijk zijn niet alleen maar ook
noodig.
Om te beoordeelen, welke voorschriften ten opzigte der
meetbrieven noodig zijn, bij het bestaan van een goed kadaster,
heeft men de vraag te beantwoorden, waartoe de overleg
ging van een meetbrief bij de stukken, noodig voor de over
schrijving dient.
Het nut van de overlegging van een eenvoudig extract