199 meter op de kaart twee meter op het terrein. Vooral wan neer men nu rekening houdt met het krimpen van het pa pier, welk verschijnsel o.a. mede aanleiding heeft gegeven tot de bepaling van art. 39 110. 3 van Staatsblad 1873 no. 183, zal men niet kunnen ontkennen, dat men door het meten der lengte van de lijnen in den meetbrief voorkomende en dus deze lengte, naar de schaal berekend, op het terrein uit te zetten, weinig waarborg heeft om de juiste grens aan te geven. Deze wordt met veel meer nauwkeurigheid aangewezen door gebruik te maken van de meetgetallen, die bij de ka dastrale meting zijn verkregen, en waaruit de kadastrale kaart is vervaardigd. Op bovenstaande gronden komt het mij voor, dat het voorstel óf te veel óf te weinig vordert. Dat voorstel zal dus óf nadere toelichting óf wijziging noodig hebben". De kwestie werd door Sprenger van Kyk zoo scherp ge steld, dat we ons afvragen of hier nu een ex-registratie ambtenaar, dan wel een gewezen landmeter van het kadas ter aan het woord was. Kan het misschien zijn, dat de Di recteur, omdat hij altijd buiten het kadaster had gestaan, juist daarom zoo'n logisch betoog kon opzetten? In zijn apologie van 27 Februari 1877 gaf Verstijnen ech ter blijk voor den Directeur van Financiën in logica niet onder te doen en wat betreft de zienswijze t.a.v. den in de toekomst te volgen weg geheel aan diens zijde te staan. Aangezien ook deze nota opheldering geeft omtrent het geen Verstijnen wilde en wat later door hem is vastgelegd in eenige ordonnanties, laten w e hem nogmaals zelf aan het woord „De bemerkingen van den Directeur van Financiën op den voet volgende; komt mij zeer juist voor de opmerking, dat verschillende bepalingen, (welligt alle, het kadaster be treffende), wijziging zullen moeten ondergaan voor die ge deelten van Indië waar een uitmuntend kadaster, den ouden warboel zal vervangen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1937 | | pagina 19