209
kundigheid van het personeel der kadastraal-statistieke bu
reaux.
De in artikel II beloofde voorschriften werden gegeven bij
Gouv. Besl. van 1879 (Bijbl. 3431). Eenige artikelen dier
..Voorschriften tot regeling van de details der kadastrale
metingen bedoeld bij 11 enz.", die vrijwel een copie zijn van
bepalingen van Stbl. 1875 no. 179. (Algemeene Voorschrif
ten betreffende de kadastrale metingen in N.I.), verdienen
onze speciale aandacht Art. 1 bepaalde, dat bedoelde metin
gen alleen plaats zouden vinden, daar, waar de driehoeks
meting van den Topografischen Dienst gereed was. Art. 2
hield in, dat het ressort van een kadastrale afdeeling zoo
veel mogelijk moest samenvallen met een district of onder
district. De desagrenzen moesten vooraf worden afgebakend
door de desahoofden in tegenwoordigheid van een kadaster
ambtenaar. De Kad. afdeelingen zouden weer uit secties be
staan en deze weer uit bladen.
Art. 3 gaf weer wat onderwerp der metingen zou zijn
„Als afzonderlijke blokken worden opgemeten zoodanige ge
deelten van het terrein, die door vaste natuurlijke grenzen
als: wegen, rivieren, groote en klein waterleidingen, slooten,
heggen, enz. zijn afgescheiden of die een verschillenden cul
tuurtoestand hebben.
De grenzen der individueel bezeten gronden worden alleen
dan opgemeten, wanneer op die gronden een zakelijk recht
is gevestigd, hetzij op de wijze bepaald in Stbl. 1834 no. 27,
hetzij op die, bepaald in Stbl. 1872 no. 117.
Evenals voor de hoofdplaatsen zouden minuutplans en bij
bladen enz. worden aangelegd, waarvan de schaal kon op-
loopen tot 1 100(X) (max. hoofdpl. 1 2000). Extra voor
schriften waren gegeven voor de verzekering der perceelen.
De opzet was dus geheel Java te voorzien van een ka
dastrale kaart, waarvan de onderlinge verschillen slechts
gradueel waren.
Was de kadastrale kaart voor de hoofdplaatsen gericht
op vastlegging der Westersch zakelijke rechten (het eigen-