221
dan ook niet waarschijnlijk voor, dat de rekcnliniaal voor
dit doel veel opgang zal maken.
Vaak hoort men bij het gebruik van de rekenmachine de
opmerking maken, dat het zoo weinig uitmaakt of men 1 of
2 cijfers meet meeneemt in de bewerking. Men wil daarme
de veelal te kennen geven, dat, al zou men desnoods met
minder cijfers kunnen volstaan, men de voorkeur geeft aan
een iets uitvoeriger, dus betere berekening. Ongetwijfeld
schuilt in deze opvatting een grond van waarheid, doch men
bedenke daarbij altijd, dat, als men b.v. in plaats van in 4 in
6 cijfers berekent, er nog altijd 50% meer werk verbonden
is aan het instellen, vermenigvuldigen enz. Doch dit niet
alleen een getal van 3 of 4 cijfers is gemakkelijk te ont
houden, wat met 6 of 7 cijfers niet het geval zal zijn. Men
zal dan ook als regel iemand, die in 6 of 7 cijfers rekent zijn
getallen zien controleeren. Met 3 of 4 cijfers is dit overbo
dig. 5 cijfers vormen een grensgevalvermoeidheid, eenvoud
van het getal, maar vooral geoefendheid doen het onzeker
zijn of controle op de overname al of niet noodzakelijk is.
Een berekening in 3 of in 4 cijfers zal in dit opzicht wei
nig verschil uitmaken, evenmin of zij in 6 of 7 cijfers ge
schiedt. Hetzelfde vindt men ook bij logarithmische bere
keningen 6 decimalige tafels vindt men minder dan 7 de-
cimalige, hoewel 6 decimalige berekeningen toch vaker zul
len voorkomen. De meerdere werkzaamheden verbonden aan
een grootere cijfernauwkeurigheid mag men dan ook niet on
derschatten, en we zullen ons dan oek bij de rekenmachine
tot het toegestane minimum beperken.
Maar dan moet ook de vraag gesteld worden of de Crelle-
tafels niet belangrijk sneller zullen zijn. Proeven hebben aan
getoond dat dit hoewel men het op het eerste gezicht
niet zou vermoeden inderdaad het geval is. Bovendien is
het minder vermoeiend voor de rekenaar en minder storend
voor het overige personeel. Waar de nauwkeurigheid ruim
schoots voldoende is, kan er m.i. niet aan getwijfeld wor-