<rega LIMM III Ml M 227 De twee hoofdpolygonen, die een gemeenschappelijke trek hebben, werden voor zoover noodig opgevuld door secundai re veelhoeken, welke hoofdzakelijk werden gelegd langs voetpaden en van belang zijnde rivieren. In het aldus ver kregen net werden daarna gemeten polygonen van lagere orde, speciaal dienende voor aansluiting van detailpolygo- g werd gekozen, dat steeds blotctcen werden ver tijds voor een mantri-opnemer konden worden opgemeten. De piketten, geplaatst voor de verzekering der veelhoeks- punten, gebruikte men tevens voor de meting der hoogte verschillen. Ad B. 1. De waterpassing als grondslag voor de hoogtelijnen werd uitgevoerd door verschillende opnemers met verschillende intrumenten, zoodanig, dat onafhankelijke waarnemingen werden verkregen. De vaste punten bestaan uit gemetselde neuten op onder linge afstanden van ongeveer 1 km van elkaar geplaatst. Om de metingen in te stellen op het plaatselijke Topogra fisch peil, ging men uit van de gegeven hoogte van het punt AS 9. Uit een nota van den leider der opname van het kolonisa tieterrein blijkt, dat bij de waterpassing een nauwkeurigheid werd bereikt van =h 3 mm/km, hetgeen dus beantwoordt aan de eischen van een goede waterpassing. Ad B. 2. De hoogten der piketten van de hoofdpolygoon lang de Westzijde van het Noordelijke gedeelte zijn niet uit water passing verkregen, doch evenals de hoogten der punten van de secundaire polygonen en die van lagere orde, bepaald door tachymetrische opname der hoogteverschillen. Daar gewerkt moest worden met hierin weinig geoefend personeel en men hermeting tot een minimum had te beperken, werden per H I I

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1937 | | pagina 47