29
„De kadastrale meting heeft als perceelen gemeten de grond
stukken volgens de zichtbare tegenwoordige grenzen als paggers,
muren, enz.
De meeste oude meetbrieven, volgens welke het zakelijk
recht op die grondstukken gevestigd is, geven echter andere
grenzen aan.
Verder zegt de Resident:
De eigenaar van een grondstuk heeft den eigendom verkregen
volgens de gerechtelijke akte en, om dien eigendom meer te ver
zekeren, is bij de oorspronkelijke uitgifte daarvan een meetbrief
opgmaakt.
Nu, redeneert de Resident, wordt door het afgeven van nieuwe
verbeterde meetbrieven, overeenstemmende met den terreinstoe
stand, doch afwijkende van de omschrijving in de oude akte en
in den ouden meetbrief, een stuk van een perceel afgenomen of
er aan toegevoegd.
Daarin ziet de Resident eenige willekeur, want dat mag
wordt gezegd alleen plaats vinden, door het aangaan eener
overeenkomst tusschen de belendende eigenaren.
Volgens 's Residents meening is deze moeilijkheid ontstaan,
doordat aan de kadastrale meting geen grondig onderzoek naar
de rechtsgeldige grenzen is voorafgegaan en alleen gemeten is,
wat op het terrein aan zichtbare grenzen gevonden is.
Vóór de meting hadden de grenzen zooveel mogelijk, volgens
de omschrijving in de akten uitgezet moeten worden.
Verder haalt de Resident aan, dat de oude meetbrieven blijk
baar dikwijls foutief en onvolledig zijn, en dus weinig vertrouwen
kunnen inboezemen, maar ZHEdG. is van oordeel, dat zulks niet
weg neemt, dat het zakelijk recht wordt uitgeoefend niet op het
grondstuk, dat men bedoelde 1uit te geven, maar op het
grondstuk, begrepen binnen de grenzen op het terrein uitgezet
volgens den meetbrief, in de gerechtelijke akte aangehaald, zoo
lang het niet feitelijk onmogelijk 3) is den ouden meetbrief
uit te zetten, blijft deze de eenige basis van het zakelijk
recht.
Naar aanleiding daarvan veroordeelt de Resident het afgeven
van verbeterde meetbrieven en vraagt aan de Regeering inlich
tingen, hoe te handelen, om binnen den kortstmogelijken tijd de
x) spatieering door mij. v.H.