33
van den eigendom en daarop gevestigde zakelijke rechten absoluut
noodig is, terwijl het nieuwe kadaster op de hoofdplaatsen zijne
bestemming geheel zou missen, als het in zijne werking, om tot
dat resultaat te geraken, belemmerd werd.
Ten einde UHEdG. de overtuiging te geven, dat de oude
meetbrieven in het algemeen weinig en zeer dikwijls in het geheel
geen vertrouwen verdienen, zij er op gewezen:
dat er bijna nergens rekening is gehouden met gebogen of
kromme grenzen, welke bijna overal eenvoudig door rechte lijnen
zijn aangegeven;
dat de teekening in zeer veel gevallen niet overeenstemt met
de omschrijving;
dat in sommige residenties nagenoeg alle perceelen als recht
hoeken zijn afgebeeld, terwijl ze dikwijls onmogelijk dien vorm
kunnen gehad hebben;
dat de grenzen van het eene perceel over die van het andere
vallen of dat er onmogelijke hoekjes tusschen de verschillende
belendende perceelen blijven liggen, wat feitelijk stellig niet de
bedoeling is geweest; ook nog, dat in vele gewesten, waaronder
in de eerste plaats Madioen, op de oude meetbrieven geen hoeken
of azimuths voorkomen, wat op zichzelf reeds een afdoend be
letsel is, om de grenzen op het terrein te reconstrueeren.
Hiertegenover zal ik thans trachten in het licht te stellen, hoe
te werk is gegaan bij het verzamelen der gegevens voor de daar-
stelling der kadastrale kaarten en welk vertrouwen in hare juist
heid, ten opzichte van de eigendomsgrenzen, daaruit moet voort
vloeien.
De kadastrale kaart moet zijn: eene voorstelling van het ter
rein, ingedeeld naar de perceelgrenzen, waarop zakelijke rechten
rusten, benevens naar vaste weinig aan verplaatsing onderhevige
terreinafscheidingen en naar de verschillende cultuursoorten.
Ten einde de grenzen te verkrijgen van de perceelen, waarop
zakelijke rechten gevestigd zijn, was het in vele gevallen niet
voldoende alleen de zichtbare grenzen op te meten, maar werd
den eigenaren afgevraagd of zij die grenzen als de wettige af
scheidingen hunner eigendommen beschouwden. Waar verschil
bestond met aangrenzende eigenaren, werd gehandeld overeen
komstig art. 56 van Staatsblad 1875 No. 183, luidende:
Bij verschil over de grens tusschen twee perceelen tracht de
landmeter de eigenaren tot een minnelijke schikking te bewegen".