63
leggen in onderling verband met reeds bestaande rechtsperceelen.
Men zal daarbij noodzakelijkerwijs herhaaldelijk voor gevallen
komen te staan, dat grensbepalingen van rechtsperceelen door het
Kadaster, aan de hand van vroeger afgegeven meetbrieven, niet
kunnen worden opgelost, aangezien geen zekerheid bestaat dat
rechten van derden niet worden aangetast. De oplossing dient dan
gevonden te worden in een contradictoire grensvastlegging op het
terrein. Uitgaande van het standpunt dat eenmaal opgemaakte
kadastrale meetbrieven, die het rechtsperceel zonder tegenspraak
behoorlijk vastleggen en waarvan de geldigheid in rechten (b.v. op
grond van verjaring) nog niet betwist wordt, voor geen
wijziging vatbaar zijn, zal deze grensdelimitatie zich slechts
behoeven uit te strekken tot die gevallen, waar ook het Kadaster
aangaande de grens in twijfel verkeert.
Bij de beoordeeling nu of van een perceel, waarop een bekende
rechtstitel rust, een verbeterde meetbrief moet worden afgegeven,
zijn als richtlijnen voor den Kadasterambtenaar aangegeven de
beginselen neergelegd in artikel 2 van Staatsblad 1880 No. 147
en artikel 16 van Staatsblad 1916 No. 517.
Deze artikelen luiden als volgt:
Art. 2 van Staatsblad 1880 No. 147. Wanneer een onroerend
goed bestaat uit een gedeelte van een Kadastraal perceel, behoort
tot de stukken benoodigd voor de opmaking der gerechtelijke akte,
een meetbrief, zijnde een extract uit het kadastrale plan, waarop
de nieuwe grenzen en de meetcijfers, waardoor zij worden bepaald,
zijn aangewezen.
Deze meetbrief wordt vermeld in de gerechtelijke akte en daar
aan vastgehecht.
Art. 16 van Staatsblad 1916 No. 517. (1) Wanneer den land
meter blijkt, dat in den bestaanden meetbrief van een over te
schrijven perceel fouten zijn gemaakt, welke aanleiding kunnen
geven tot grenskwesties, zal hij gehouden zijn dat perceel te her
meten en daarvan een verbeterden meetbrief op te maken, nadat
hij den verkooper of kooper vooraf met de daartoe leidende re
denen bekend heeft gemaakt.
(2) Het zal belanghebbenden vrijstaan om, indien zij tegen
de hermeting bezwaren mochten hebben, zich tot het Hoofd van
gewestelijk bestuur te wenden, die beslist of al dan niet tot de
hermeting, c.q. ten koste van wien, zal worden overgegaan.