70
heeft het geen doel om de grens van het veel te ruime arbeidsveld
op te speuren. Men kan slechts de opmerking maken dat, hoe meer
de dubbelbeeldtachynreters ingeburgerd raken, hoe meer de op-
nemers de noodige routine krijgen en „er uit halen wat er in zit",
hoe meer zal blijken dat hun arbeidsveld veel ruimer is dan men
thans vermoedt en de behoefte aan dubbelbeeldtachymeters steeds
grooter wordt.
Zijn de toepassingsmogelijkheden vooralsnog onbeperkt, een
moeilijker te beantwoorden vraag is wat de toepassingsmogelijk
heden zijn voor een bepaald instrumententype.
Evenzeer als de graad van nauwkeurigheid, of zelfs het meet
systeem voor verschillende soorten metingen zal verschillen (men
denke b.v. aan de dradenafstandmeter voor woestegrondmetingen),
evenzeer zal het ongewenscht zijn, en zelfs tot misverstanden aan
leiding kunnen geven, indien niet bekend is voor welk doel een
bepaald instrument bestemd is.
Naast de Bosshardt-Zeiss Reductietachymeters, die door hem
bijzonder groote nauwkeurigheid voor de centra der groote steden
bestemd zijn, komen de Wild I theodolieten en Hildebrand theo-
doliet-boussoles met uitrusting voor dubbelbeeldtachymetrie in
aanmerking voor metingen waar een geringere nauwkeurigheid
vereischt wordt.
Evenwel niet voor .die gevallen, waarin thans de Reichenbachsche
afstandmeter gebruikelijk is. Dit vindt zijn verklaring niet in het
feit, dat de dubbelbeeldafstand-
meter hiervoor minder geschikt
zou zijn, doch omdat het voordeel
voor andere metingen nog groo
ter zal zijn. Men denke hierbij
niet alleen aan metingen voor
klein-landbouwdoeleinden of bui
ten de kadastrale afdeeling,
doch in het algemeen aan alle
metingen buiten de centra der
groote steden. Hiervoor zijn de
Wild en Hildebrand instrumenten
bestemd. Daarbij moet nog op
gemerkt worden, dat de Wild I
theodoliet als theodoliet een zeer