76
DE REORGANISATIE VAN HET KADASTER IN 1874.
(Vervolg).
Ook t.a.v. de bestendigheid van het nummer was men een stap
achteruit gegaan, want tusschentijds, d.w.z. gedurende het tijds
verloop, gelegen tusschen twee overgangen, kon het perceel aan
vernummering bloot staan, terwijl bij splitsing de vernummering
aan het verlijden van de akte kon voorafgaan, zonder dat vaststond
of die akte inderdaad zou worden opgemaakt. (Zie art. 56 S.
1880- 148). i)
Door dit alles was het moeilijker geworden de afstamming der
perceelen na te gaan.
Van de aanduiding der grenzen door de eigenaren kwam niets
terecht. Men kan veilig aannemen, dat waar de landmeter duidelijk
zichtbare scheidingen aantrof, hij verder geen navraag deed naar
de volgens belanghebbenden wettige eigendomsgrens, tenzij hem
er uitdrukkelijk op gewezen werd. Ook in gevallen van twijfel zal
hij getracht hebben zich tot de eigenaren te wenden, die, daarvan
kan men ook zeker zijn, in vele gevallen niet allen te bereiken
waren, zoodat met een eenzijdige verklaring moest worden vol
staan.
Bovendien werden de afgelegde verklaringen nergens vastgelegd,
waardoor van eenig bewijs in rechten nooit sprake kon zijn. De
bulletins hadden tenslotte nog uitkomst kunnen brengen, doch aan
het daarin gestelde verzoek werd, we zagen het reeds, door het
meerendeel der betrokkenen niet voldaan. -)
Het resultaat van alle werk waren dus kaarten, die vrijwel zui
ver ambtelijk, eenzijdig vastgestelde bezitsgrenzen weergaven,
kaarten, waaraan niet die waarde was te hechten, welke er door
Verstijnen aan werd toegekend behoudens dan, dat ze den actuee-
len terreintoestand, en dan nog hoofdzakelijk voorzoover het betrof
de aanwezigheid van vaste scheidingen, gebouwen, inerkteekens
enz., met een voor kadastrale doeleinden voldoende nauwkeurig
heid weergaven.
1Op blz. 204 van den vorigen jaargang van dit tijdschrift is de Instructie
vervat in S. 1880 - 148, ten onrechte onder de ordonnanties gerangschikt.
2) Zie blz. 191 c.v. van jaargang 1937.