85
administraties en aan belanghebbenden, die gegevens te kunnen
verschaffen, waaraan ten opzichte van onroerende goederen, in
den regel behoefte wordt gevoeld".
Voorop ging de rechtszekerheid, terwijl verponding en andere
diensten enz. een tweede plaats innamen. Duidelijker dan in de
vroegere bepalingen komt hier de beteekenis van het kadaster
naar voren. Verstijnen meende uitdrukkelijk een einde te moeten
maken aan de strijdvraag rechtszekerheid- of belastingkadaster.
Toch gaf hij met het opnemen van die bepaling, in feite een defi
nitie inhoudend, blijk zulks komt trouwens in zijn geheele in
structie tot uiting geen verstand te hebben van wetgeving.
Dergelijke begripsomschrijvingen behooren in een leerboek thuis
en kunnen desnoods worden opgenomen in een toelichting, doch
mogen geen onderdeel uitmaken van een reeks voorschriften.
De objectsomschrijving gaf art. 114:
„Bij de opmeting worden als afzonderlijke perceelen beschouwd:
stukken grond, die het onderwerp van eene zelfde gerechtelijke
acte uitmaken, of door vaste of natuurlijke afscheidingen door de
gerechtigden, tot een afzonderlijk gebruik zijn bestemd".
Het aantal soorten kadastrale perceelen was dus met één ver
minderd: het species cultuurperceelen was weggelaten. Doch ook
dit achtte Van Bergen nog niet voldoende en stelde daarom de vol
gende redactie voor:
„In de kadastrale afdeeling worden opgemeten alle eigendoms-
grenzen, hetzij ze zichtbaar of onzichtbaar-zijn en verder alle
zichtbare perceelgrenzen van blij venden aard; benevens de gren
zen van het desa- of kamponggebied".
Hoewel de inhoud van het artikel eenigszins wonderlijk aandoet
wat te verstaan onder het opmeten van onzichtbare eigendoms-
grenzen? wordt toch goed het perceelsbegrip weergegeven,
want wel wilde Van Bergen alle zichtbare perceelgrenzen doen
opmeten, doch de stukken grond ingesloten door die grenzen,
beschouwde hij alleen als kadastrale perceelen, als er een rechts
titel op rustte. Zulks blijkt duidelijk uit zijn voorgestelde wijziging
van art. 158. Dit artikel regelde n.l. de perceelsgewijze nummering
en was door Verstijnen a.v. geredigeerd:
„De perceelen worden sectiegewijze genummerd, zoodanig dat
de nummering, aanvangende met No. 1, een onafgebroken volg
orde uitmaakt".