92
Het kad. perceel wilde hij promoveeren tot rechtsperceel, doch
het kad. nummer, waarmee dat perceel in de acte zou worden
aangeduid bleef een amphibie. Hoewel hij aanvoelde volgens welke
lijn het eigendomskadaster zich zou moeten ontwikkelen, wilde
het geven, wat zijn naam zou doen veronderstellen, kon hij toch
die lijn niet strak trekken; ook hij zat nog te veel vast aan het
geimporteerde systeem.
Het overige gedeelte der bijhouding is van minder belang, even
als het daaropvolgende schema van het te heffen salaris voor
kadastrale verrichtingen, dat hij eenvoudig tusschen de andere
artikelen opnam.
Ten volle onze aandacht waard zijn de artikelen handelend over
de toepassing der kadastrale kenmerken in de akten en over meet
brieven; waarvan de eerste vrijwel overeenkomen met den inhoud
van de ordonn. van 1880 (S. 147):
Art. 263. „Nadat het eigendomskadaster van eene kadastrale
afdeeling is opgemaakt en het kantoor van bewaring is georga
niseerd, worden de in die afdeeling gelegen onroerende goederen
bij in- en overschrijving in de gerechtelijke acten omschreven door
vermelding van de kadastrale kenmerken, bestaande in:
den naam van het Gewest;
den naam der kadastrale afdeeling, en
de sectieletter en het perceelnummer."
Art. 264. „Wanneer een onroerend goed bestaat uit een ge
deelte van een kadastraal perceel, behoort tot de stukken, benoo-
digd voor de opmaking der gerechtelijke akte, ook een meetbrief.
Deze meetbrief wordt in de gerechtelijke acte vermeld en daaraan
vastgehecht".
Art. 265. „De laatst voorgaande omschrijving volgens het
nieuwe kadaster wordt vermeld, ingeval een perceel sedert de
laatste gerechtelijke acte, waarvan het een onderwerp uitmaakte,
een nieuw nummer heeft gekregen".
Art. 266. „De Gouverneur-Generaal bepaalt voor elke kadas
trale afdeeling den dag, waarop de artikelen 263, 264 en 265 in
werking treden".
Art. 267. „Van het onroerend goed, dat voor het eerst na die
inwerkingtreding het onderwerp eener gerechtelijke acte uitmaakt,
wordt daarin ook het verpondingsnummer vermeld".