95
Op de strekking van dit artikel kom ik terug bij de bespreking
der „verbeterde meetbrieven".
De vrij dwaze bepaling van art. 3 (S. 1880-147) vinden we vol
komen gelijkluidend terug in art. 265.
Welk nut had het het voorlaatste nummer in de akte te noemen
indien in het tijdsverloop tusschen het verlijden van de vorige akte
en de nieuwe meerdere malen vernummering had plaats gehad,
wat in Verstijnens systeem mogelijk was. Had het in de bedoe
ling gelegen de geschiedenis van de perceelen door middel van de
kadasternummers in de akte op te nemen, dan had men moeten
voorschrijven het noemen van alle nieuwe nummers, die waren
toegekend na het verlijden van de vorige akte.
En waren Van Bergen c.s. consequent geweest, dus hadden ze
zooals we boven reeds zeiden vernummering, geen verband hou
dend met eenige rechtsmutatie, uit de instructie geweerd, dan zou
den ze tot de slotsom zijn gekomen, dat art. 265 overbodig was.
De beteekenis van de artikelen 266 en 267 was dezelfde als die
van art. 4 van S. 1880-147. 2) Van Bergen en Suringa wilden art.
267 laten vervallen, hetgeen de laatste a.v. motiveerde:
„In art. 267 wenscht de heer Verstijnen weer voor te schrijven,
overeenkomstig de nu van kracht zijnde bepalingen, dat het ver
pondingsnummer slechts dan in de acte zal worden genoemd, wan
neer het perceel voor het eerst overgaat na de invoering van het
kadaster. Deze bepaling nu dient opgeheven te worden. Behalve
dat het perceel nog veel gemakkelijker door het verpondings
nummer wordt aangeduid dan door de kadastrale omschrijving,
waarbij in de meeste gevallen meerdere nummers moeten worden
aangehaald, is de vermelding van het verpondingsnummer noodig
om het verband te bewaren tusschen eigendomsacte en aanslag
biljet van de verponding.
Had men werkelijk overeenkomstig de voorschriften van Staats
blad 1880 No. 147 en 148 de verpondingsnummers uit de acten
weggelaten, dan zou dat een groot ongerief, zoowel voor het pu
bliek als voor den ambtenaar belast met de overschrijving hebben
opgeleverd, dat niet anders op te lossen is dan na te betalen in
zagen aan het kadastraal bureau.
1) Vgl. het hierboven geciteerde art. 228 van de door Verstijnen ontworpen
instructie.
2) Zie blz. 77 van deze aflevering.