103
Blijkt de noodzakelijkheid van het opmaken van den meetbrief
niet aan den ambtenaar van het kadaster, maar wordt die ge-
wenscht door belanghebbende, dan wordt daaraan voldaan tegen
betaling van het voor meetbrieven vastgestelde tarief.
Daarentegen kan bij perceelen, gelegen buiten eene kadastrale
afdeeling, de eigenaar of degene ten wiens behoeve de publieke
vendutie plaats heeft eene opmeting en het opmaken van een
meetbrief weigeren, wanneer ze zich tegenover den kooper aan
sprakelijk stellen voor alle gevolgen, die kunnen voortvloeien uit
foutieve aanduiding of omschrijving van het perceel.
Van die verantwoordelijkstelling wordt melding gemaakt in land
meterskennis of certificaat".
De aanhef van artikel 277 wilden Van Bergen en Suringa ver
vangen zien door:
„Bij het opmaken van meetbrieven, betrekking hebbende op
perceelen, gelegen buiten eene kadastrale afdeeling, wordt de tee-
kening opgewerkt, zooals dit voor de minuutplans is voorgeschre
ven, terwijl van de grenzen enz."
Bovendien stelden zij voor dat artikel uit te breiden met deze
alinea's:
„Op alle meetbrieven moet de richting van het Noorden zijn
aangegeven en wanneer dit het magnetisch Noorden is, moet dit
worden vermeld met opgave der declinatie.
Verder moeten worden vermeld de hoeken waardoor de grenzen
van het perceel worden bepaald en één azimuth, of wanneer uit
sluitend met de boussole is gemeten, alle noodige azimuths.
In plaats van afstanden, hoeken en azimuths kan ook eene op
gave worden gedaan van de coördinaten met aanduiding van het
assenstelsel."
Gaf artikel 277 aan wat de meetbriefteekening van perceelen,
gelegen buiten de kadastrale afdeeling moest bevatten, in artikel
278 gaven Van Bergen en Suringa voorschriften t.a.v. den inhoud
van kadastrale afdeelingsmeetbrieven.
Art. 278. „De meetbrieven, betrekking hebbende op perceelen,
gelegen binnen eene kadastrale afdeeling zijn kopieën van het ka
dastrale minuutplan of bijblad, wanneer geheele kadastrale per
ceelen het onderwerp van den meetbrief uitmaken.