109 grond een Europeesclien rechtstitel hebben aan te vragen. Hetzelfde vinden we terug in het Stbl., dat den rechtstoestand van de afge kochte particuliere landerijen regelt (S. 1913-702). Uit al deze regelingen blijkt, dat het Inl. recht niet automatisch Europ. recht wordt, zonder ingrijpen van den wetgever. Thans neemt men ook aan, dat een Inl. vrouw ondanks een gemengd huwelijk, in het bezit kan blijven van haar Inl. grond rechten en dat bij onopzettelijke overgang van Inl. gronden op niet-Inl. het adatrecht van toepassing blijft. Omgekeerd wordt aangenomen, dat de Inlander Europ. eigendom kan koopen, waarop hij bijv. hypotheek kan verleenen. Zijn eigen dom wordt niet automatisch Inl. bezitsrecht. Waar bleef de hypo theek? Dit zou misschien kunnen pleiten voor de theorie van het hooger staande Westersch recht, dat geen terugkeer tot het adat- recht toe laat en dus in strijd zijn met het bovenstaande. Maar die theorie gaat weer niet mee met de beginselen van internationaal privaatrecht, die aan de intergentiecle verhoudingen ten dienste staan. De onroerende goederen worden beheerscht door het reëel sta tuut, dat we terugvinden in art. 17 A.B.: „Ten aanzien van on roerende goederen geldt de wet van het land of de plaats alwaar die goederen gelegen zijn". Deze regel past men ook toe in het intergentiele recht, bij gebrek aan uitdrukkelijke wetsbepalingen en neemt dus aan dat de grond blijft in de sfeer, waarin hij zich bevindt en niet onder ander recht is te brengen dan door tusschen- komst van den wetgever. Op grond van dit alles gelooft Mr. Neytzell de Wilde dan ook niet, dat de commissie een „misstap" heeft begaan. In de laatste aflevering van den zelfden jaargang teekent Prof. Nolst Trenité verzet aan tegen den aanval op zijn oorspronkelijk betoog, dat naar het hem scheen niet voor reëele bestrijding vat baar was. We geven zijn tegenargumentatie in het kort weer: Naast de regeling omtrent de vrijwillige onderwerping aan het Europ. privaatrecht (S. 1917-12) bestaat geen regeling omtrent onderwerping van niet-Inl. aan het adatrecht. Wel houdt de rege ling uitzonderingen in t.a.v. het toepasselijk blijven van het adat- grondenrecht op de zich onderworpen hebbende Inlanders, doch

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1938 | | pagina 65